Een noodzakelijke voorwaarde om een regeringsvorm ‘democratie’ te mogen noemen is onbelemmerd en open overleg tussen burgers.
Ik heb in dit verband twee redenen om mij zorgen te maken over de toekomst van de democratische regeringsvorm. Ik (en ik sta helaas niet alleen) signaleer namelijk problemen die zulk overleg frustreren en andere die met democratisch overleg alleen niet op te lossen zijn.
Het eerste probleem betreft internet Het is een voortreffelijk middel om met anderen in contact te komen en om kennis op te doen. Mensen kunnen met een paar klikken gelijkgezinden en gesprekspartners zoeken of zich laten voorlichten over allerlei zaken. Men dient daarbij wel in staat te zijn om onderscheid te maken tussen waarheid en bedrog. Een kritische instelling is vereist. Op nepnieuws moet je voorbereid zijn. Blind vertrouwen is uit den boze.
Je woordje kunnen doen en kennis verwerven is belangrijk voor een burger in een democratie. Daarom hecht men daar erg aan goede scholingsmogelijkheden. Kennis is zonder meer vereist om in de moderne samenleving je weg te vinden. Kennis heb je ook nodig als het om onderwerpen gaat waar je van mening over kunt verschillen. Funderend voor een democratie is spraak en tegenspraak. Helaas blijkt dit, juist door internet, onder druk te staan. Niet iedereen bezit de gave om zijn mening goed onder woorden te brengen. Maar internet biedt de mogelijkheid om je anoniem uit te spreken. Dat blijkt voor sommigen een niet te weerstane verleiding te zijn. Als woorden ontbreken kan schelden of bedreigen dan een mogelijkheid bieden om laten merken dat je best een mening hebt. Getalsmatig zullen het er niet velen zijn, maar intimidatie werkt als een donderslag, de ontlading is plaatselijk maar het geluid is mijlenver te horen. Zo bijten de communicatieve mogelijkheden die internet met zich meebrengt zichzelf in de staart, het wereldwijde netwerk met zijn ideaal van onbelemmerd contact en vrije meningsuiting, wordt tot sta-in-de weg voor een vruchtbare gedachtewisseling.
Daar komt nog het volgende bij. Fatsoen speelt bij face-to-face ontmoetingen nog wel een rol, maar oogcontact is bij het uitwisselen van argumenten via sociale media niet persé noodzakelijk. Dat betekent dat voorkomendheid daar minder verplichtend is. Ook dat vergroot de verleiding om niet in gesprek te gaan en in contact met degene die als opponent wordt gezien, gebruik te maken van verwijten en bedreigingen.
Mijn conclusie is dat internet en de vele mogelijkheden tot contact aan het begin van hun komst fraai en veelbelovend leken voor de vrije meningsuiting, maar dat inmiddels vastgesteld moet worden dat het niet al goud is wat blinkt. Velen zullen dit in aanmerking nemen, alvorens te besluiten hun mening over politieke kwesties aan het publiek voor te leggen.