Tieners en hun omgang met waarden en normen

Pedagogiek in Praktijk, jrg. 8, nr., 7, blz. 9-11.

Tom Kroon

Veel ouders vinden het moeilijk om goed contact met hun tiener te blijven houden. Nogal wat kinderen die zo rond een jaar of tien / elf huiselijk en behulpzaam waren ontpoppen zich binnen een paar jaar tot tieners die voortdurend op stap zijn en thuis geen hand meer wensen uit te steken. Tieners kunnen hun ouders tot wanhoop brengen. Normen die je ze als kind zonder tegenwerpingen kon opleggen ontlokken nu de meest felle protesten. Gezinsleden lijden soms onder het tegendraadse gedrag.

In dit artikel bekijk ik het doen en laten van tieners vanuit een moreel-ontwikkelingspsychologische invalshoek. Vanuit dit gezichtspunt is aannemelijk te maken dat veel van wat tieners doen noodzakelijk is om tot een eigen moreel besef te komen. Het artikel besluit met enkele opvoedingsadviezen.

De herkomst van moraal

Moraal is ingebed in het leven van alledag en heeft als doel de bevordering van het menselijk welzijn. Waarden en normen geven als bestanddelen van moraal vorm en richting aan ons leven en samenleven. Geen wonder dan ook dat van oudsher is nagedacht over de inhoud van onze waarden en normen en ook over de vraag hoe ze ooit ons eigendom zijn geworden. Moet de oorsprong worden gezocht in goddelijke openbaring, de evolutie van mens of zijn ze het resultaat van economische of misschien zelfs klimatologische omstandigheden? Wat het antwoord op deze vraag ook is we zijn er van overtuigd dat voor het menselijk welzijn het kennen van waarden en normen alleen niet genoeg is. Om een samenleving in stand te houden dienen ze te worden beleefd en gedaan.

Waarden en normen

Morele waarden zijn nastrevenswaardige kwaliteiten die aan personen, dingen of standen van zaken wordt toegekend. Nastrevenswaard omdat zulke kwaliteiten worden gezien als het leven in morele zin ten goede komend. Rechtvaardigheid is bijvoorbeeld een morele waarde.

Binnen het geheel van waarden kun je categorieën onderscheiden, van fundamenteel – abstract naar meer praktisch – concreet. Tot de laatste categorie behoren waarden als beleefdheid, eerlijkheid, netheid, naastenliefde. Praktische waarden worden ook wel deugden genoemd omdat mensen die ze tonen daarmee overeenkomende eigenschappen lijken te hebben. Zo zeggen we bijvoorbeeld ‘Dat is een eerlijk mens.’

Normen zijn richtlijnen of voorschriften die aangeven hoe waarden in het leven verwerkelijkt worden. Ze zetten waarden in handelingen om. Zo wordt de waarde eerlijkheid zichtbaar wanneer je je houdt aan het spreken van de waarheid. Normen schrijven dus handelingen voor, handelingen die waarden proberen te verwerkelijken. Van de waarden achter onze normen zijn we ons niet altijd bewust.

Kinderen waarden en normen onderwijzen

Hoe brengen ouders hun kinderen waarden en normen bij? Daarbij putten ze natuurlijk vooral uit eigen ervaringen. Ervaring heeft hen namelijk bijgebracht welke waarden en normen van belang zijn. Dat is hun door hun ouders toen zij jong waren bijgebracht. Traditie speelt dus bij het overbrengen van moraal op de volgende generatie een belangrijke rol. Verder dragen ouders moraal niet op hun kinderen over door van waarden en normen alleen maar te vertellen. Dat zou te vergelijken zijn met het uitreiken van een rijbewijs aan mensen die de verkeersregels paraat hebben en weten wat de onderdelen van een auto zijn. Nee, ouders leren aan hun kinderen eerst en vooral praktische waarden. En dat doen zij door hun de normen die die waarden gestalte geven al doende bij te brengen en erop te staan dat hun kinderen handelen conform datgene wat hun wordt bijgebracht. Normen moeten namelijk gewoonten worden. Doorgaans is moraal namelijk niet iets van hogere sferen, maar een vertrouwd aspect van de werkelijkheid.

De noodzaak voor moreel beraad

Zijn goede gewoonten echter voldoende om heden ten dage een moreel leven te leiden? Nee, want in een tijd van ingrijpende veranderingen is het leren van goede gewoonten als kuisheid, gehoorzaamheid en onzelfzuchtigheid niet genoeg. We zouden in de traditie blijven steken en geen antwoord weten op moderne vragen, zoals die rond levensbeëindiging, gentechnologie en het samenleven met mensen van andere culturen. Moreel beraad is daarom in onze tijd nodig. Afstand kunnen nemen van door de traditie geijkte goede gewoonten en nagaan of ze heden ten dage nog een antwoord geven op de vragen en problemen van deze tijd. Dat betekent dus nieuwe manieren van doen uitproberen, kijken wat het effect is en nagaan of dat mogelijk leidt tot andere en betere, dus meer op de eisen van de tijd aangepaste normen. En ook nagaan of dat consequenties heeft voor waarden waarnaar die normen verwijzen. Uitproberen dus, echter niet voor de vuist weg en ook niet experimenteren met alle goede gewoonten. Er zijn er namelijk ook, zoals de waarheid spreken en je beloften houden, die hun rechtvaardiging vinden in hun betekenis voor het menselijk welzijn in het algemeen. Dit betekent dus dat onze kinderen naast het leren van goede gewoonten ook moeten leren onderscheiden en argumenteren en dat opvoeders er verstandig aan doen hun enige ruimte te laten om andere manieren van doen uit te proberen. Dat kan vanzelfsprekend leiden tot het afzweren van goede gewoonten die in de ogen van onze kinderen niet meer blijken te voldoen.

Morele stadia

Psychologen, pedagogen en ethici ontdekten dat er naast een motorische, emotionele en cognitieve ontwikkeling bij kinderen ook sprake is van morele ontwikkeling. Na langdurig onderzoek stelde ontwikkelingspsycholoog Lawrence Kohlberg dat kinderen al opgroeiend op moreel terrein anders gaan denken. Hij kwam tot het inzicht dat het moreel redeneren zich kan ontwikkelen door drie niveaus heen. Een voorbeeld van het eerste niveau is: “Ik mag niet stelen omdat ik anders straf krijg.” Deze moraal trof hij aan, overigens niet uitsluitend, bij kinderen in de leeftijd van zo’n drie tot tien à elf jaar. Daarna kan de ontwikkeling doorgaan naar een volgend niveau. Daarvan is een voorbeeld: ‘Ik steel niet. Stel je voor dat iedereen dat zou doen?’ Via dit niveau kan de ontwikkeling naar het laatste niveau worden ingezet. Een voorbeeld hiervan is: “In dit uitzonderlijke geval mag je stelen omdat het recht op leven hoger staat dan de waarde eerlijkheid.”

Ik gebruik hier niet zo maar het hulpwerkwoord kunnen. Daarmee wordt een mogelijkheid uitgedrukt. Kohlberg constateerde immers ook dat een klein deel van de kinderen niet verder komt dan het eerste niveau en ook dat maar een zeer klein deel als volwassene de mogelijkheid verwerft om niveau drie te bereiken. Bovendien lopen de niveaus door elkaar heen.

De ontwikkeling die hij beschreef kan als volgt worden samengevat. Door jonge kinderen wordt absoluut gezag toegekend aan ouders en leerkrachten, zij straffen en belonen en maken het verschil uit tussen goed en kwaad. Kinderen aan het einde van de basisschool beginnen het gezag van deze nabije opvoeders te relativeren en krijgen zicht op de waarden en normen die aan het samenleven buiten gezin en school om vormgeven. Dat is dan ook de reden dat kinderen op deze leeftijd zich beginnen af te vragen of de gedragsregels die zij van huis uit hebben geleerd wel voldoen en echt de hunne kunnen worden. Staat goed en kwaad en dat wat behoort in verhouding met de opvattingen hieromtrent in de brede samenleving? De eerste en meest nabije vorm van die samenleving is de vriendenkring.

Tieners en hun vrienden

Aan het einde van de basisschool beginnen kinderen er dus mee om hun handelen te toetsen aan de opvattingen van hun vrienden en vriendinnen en anderen tot wie zij zich aangetrokken voelen, bijvoorbeeld popsterren of sporthelden. De normen van mensen die zij bewonderen en van de groep waartoe ze zich aangetrokken voelen krijgen zeggingskracht.

Dit leidt ertoe dat de goede gewoonten die de tiener van huis uit heeft meegekregen worden bevraagd. Deze hoeven namelijk niet overeen te komen met die in de vriendenkring of kunnen de oriëntatie op de brede samenleving in de weg staan. Tieners gaan zich dus afvragen: ‘Waarom moet ik dit nu eigenlijk zus en zo doen, zoals ik het thuis heb geleerd?’ Het gezag van de ouders en van de leerkrachten, bij jonge kinderen het leidend beginsel, komt hierdoor onder druk te staan. Aan de ouders worden dan ook vragen gesteld in de trant van: ‘Is het nou nodig om zus en zo te doen en zo ja waarom?’ Ouders worden dus als het ware uitgedaagd om hun geboden en verboden, gewoonten en regels toe te lichten en van goede argumenten te voorzien.

Die waarom vraag verwijst naar twee dieper liggende vragen. De eerste is: ‘Welke redenen zijn er om de normen en waarden die ik heb geleerd en die ik tot dusverre zonder meer accepteerde, te beamen?’ De tweede luidt: ‘Is de traditie waarbinnen ik ben opgegroeid houdbaar en biedt zij een antwoord op de moderne leefomstandigheden?’ Dit afstand nemen van thuis en de behoefte aan experiment die dit impliceert, is ontwikkelingspsychologisch gezien een noodzakelijke opmaat om te komen tot een verinnerlijkt en eigen moreel besef dat uitstijgt boven de kringetjes van gezin en school en verwijst naar de samenleving waarvan de tiener als volwassenen later deel van zal uitmaken en waarvoor hij straks met anderen verantwoordelijkheid te dragen krijgt.

De omgang met tieners

Ik beweer dus dat om een volwassene te worden die deel uitmaakt van een samenleving in ontwikkeling en die voor zijn of haar handelen verantwoordelijk kan worden gesteld het noodzakelijk is dat een tiener gaat wikken en wegen en nagaat wat wel en wat niet mogelijk is.

Dit wikken en wegen kan zich uiten in eindeloos praten. In de eerste plaats natuurlijk met vrienden en vriendinnen, maar ook met de ouders. Ouders en tiener wonen immers onder hetzelfde dak en de opvattingen die de tiener bevraagt zijn de opvattingen die hij of zij van de ouders meegekregen heeft.

In de tweede plaats volgt hieruit dat experimenteren voor de hand ligt. Hoe voelt het als ik dingen anders doe en wat zijn de reacties en wat doe ik daar mee? Veel tieners gaan zo op zoek. Het is in dit verband misschien een wat schrale troost voor veel ouders om te vernemen dat veel tieners na zo’n jarenlange zoektocht weer tot rust komen met overtuigingen die nu echt van henzelf zijn en niet zo gek ver afstaan van die in het gezin waarin ze opgroeiden.

Adviezen

Onderscheidt de tiener van het gedrag dat hij of zij laat zien. Van je kind als persoon hou je. Probeer daarom verwijten te vermijden als “Wat ben je een rotmeid” “Jij? Jij bent net je vader”. Probeer het gedrag te scheiden van het kind. Zeg bijvoorbeeld: ‘Ik begrijp dit niet van je.’ Of: ‘Vind je dat je dit nu echt kunt maken?”. Je veroordeelt dan niet de persoon maar zet vraagtekens bij het gedrag en nodigt je kind over dit gedrag na te denken.

Laat u niet overweldigen door gevoelens van schaamte als uw tiener wegen gaat waar u vraagtekens bij zet en die uw omgeving misschien veroordeelt. Nogal wat mensen zijn snel geneigd om als gedrag van geijkte normen afwijkt de door de ouders gegeven opvoeding in twijfel te trekken. Tieners proberen uit, sommigen experimenteren met nieuwe leefwijzen. Voor veel tieners is het leven tijdelijk meer kunst dan kunde.

Waardeer gedrag waaruit blijkt dat uw kind zich realiseert dat het deel uitmaakt van een gezinsgemeenschap. U geeft daardoor namelijk aan dat u niet gefocust bent op normoverschrijdend gedrag alleen maar ook oog hebt voor gedrag waaruit blijkt dat de tiener zich gelegen laat liggen aan het wonen met anderen thuis. U van uw kant geeft daardoor ook aan dat u, zo goed als mogelijk is, de sfeer in huis plezierig wilt houden. Dat is ook prettig voor de andere gezinsleden. U kunt ook proberen om een nieuwe start te maken nadat er een woede-uitbarsting is geweest. En schroom niet om zelf ook eens een keer ‘sorry’ te zeggen als u achteraf toch ook vindt dat u te kort aangebonden was.

Probeer uw afkeer van bepaalde interesses of liefhebberijen die uw tiener er nu op nahoudt wat te onderdrukken. Ga eens bij uw tiener op de kamer zitten vraag wat hem of haar zo áántrekt in de muziek die uit de geluidsinstallatie komt. Laat uw kind eens uitleggen wat het er mooi aan vindt. Is het de melodie, is het het ritme, of is zijn het de woorden, of is het gewoon de sfeer die opgeroepen wordt? En houdt er rekening mee dat veel tieners als het er op aankomt zelf niet eens precies weten te zeggen waarom dit lied zo gaaf is.

Toon altijd oprechte interesse in hun leven. Neem er de tijd voor om te horen waar de tiener zich mee bezig houdt. Er zijn wel ouders die een wekelijks spreekuur hebben ingesteld. Dat werkt echter niet bij alle tieners. Ze zitten nù met een probleem en willen dat nu kwijt. Wees zo veel als mogelijk is altijd beschikbaar. Laat dit een innerlijke houding zijn. Met hoeveel oprecht sentiment hoor je niet veel volwassenen zeggen: “Mijn moeder / mijn vader was er altijd.” Dat hoeft niets te maken te hebben met het al of niet werken van beide ouders. Er wordt die innerlijke houding mee bedoeld.

Onderscheid hoofd- van bijzaken. Zeker, een opgeruimde kamer is van belang maar is het het allerbelangrijkste? Bepaal als echtpaar of partners samen wat u echt wilt dat gebeurt. Is het die wekelijks opgeruimde kamer, is dit het gezamenlijke ontbijt of is het altijd ten laatste ‘s-nachts om een uur thuiskomen? Elk gezin heeft bepaalde gewoonten en omgangsvormen, en bepaal daarom samen als opvoeders wanneer ze worden geschonden, welke je aanpassen kunt en welke je echt zo houden wil. Breng dat onder de aandacht van uw kind, beargumenteer uw prioriteiten en vraag aan uw tiener hoe hij / zij daar tegenaan kijkt. Onderhandel, daar is niets mis mee, in zo’n geval maar eens met uw kind en soms werkt het met een financiële beloning.

Verleg uw grenzen echter niet ineens. Laat niet van de ene op de ander dag schieten waar u tot vandaag aan hing. Tieners hebben ook weerstand nodig om hun eigen identiteit te ontwikkelen. Ga dus niet elk meningsverschil uit de weg. Laat uw kind weten wat uw beargumenteerde opvattingen zijn. Dit geldt met name waar het gewoonten betreft die op overtuigende wijze in verband kunnen worden gebracht met waarden die essentieel zijn voor het welzijn van de samenleving in het algemeen. We bedoelen de waarheid spreken, je aan afspraken houden, het niet toebrengen van letsel, het niet uitoefenen van geweld, het niet uiten van racistische taal, je gezondheid niet ondermijnen enzovoort. Het trekken van grenzen in dit soort gevallen kan niet duidelijk genoeg zijn en worden ze toch overschreden dan kan echte boosheid heel doelmatig zijn.

Probeer iets te vinden wat u en uw tiener leuk vinden en bouw dat uit. Is dat bepaalde muziek, een bepaalde film, een hobby, winkelen, bepaalde computerspellen, de natuur intrekken? Doe dat dan samen als het even kan. Als hun kinderen in de tienerfase zijn is dat voor veel ouders de voorlaatste kans in hun leven om zelf nieuwe, interessante dingen te leren.

Lijdt er niet onder als uw tiener niet uit zichzelf terugkomt op een ruzie van gisteren. Ze vergeten snel. En als u er zelf zo mee zit dat u er op terugkomen moèt, begin dan niet met een verwijt, maar zeg dat u er zelf last van hebt. En als uw tiener zegt dat dat uw probleem is, dan hoop ik dat u kunt wijzen op momenten dat het kind met een probleem zat en u ook bereid was om te luisteren.

Tenslotte dit: Houd overzicht en als het u aanvliegt probeer dan uw leven zo in te richten dat u het samen met uw echtgenoot, partner of vrienden gezellig houdt. Laat uw geluk niet aantasten door de tijdelijke nukken van uw kind. Trek er eens samen op uit, bezoek een tentoonstelling, neem eens even afstand van thuis.

Samengevat: Beschikbaar zijn, afstand kunnen nemen en bereidheid tot toelichten en praten dat zijn kortweg de termen waaronder we het bovenstaande brengen. Onder dit gesternte kunnen onze tieners de normen uit hun kindertijd heroverwegen, ze zich eigen maken en nieuwe leren. Om het goede en gelukkige leven op hun beurt straks weer over te dragen aan de komende generaties.