RESsen en TVW’s
Hieronder beschrijf ik wat er in het Klimaatakkoord is afgesproken over de ‘Gebouwde Omgeving’. Dat zijn alle huurwoningen en woningen in particulier bezit en alle gebouwen voor dienstverlening, zoals kantoren, scholen, gemeentehuizen.
Eerst was er de Klimaatwet, daarna het Klimaatakkoord. De verplichting voor Nederland om een Klimaatwet op te stellen vloeide voort uit de ondertekening, ook door Nederland, van het Akkoord van Parijs van 2015. Deze Klimaatwet is een juridisch voorschrift. Zij schrijft voor dat Nederland de CO2 -uitstoot in 2030 met 49% ten opzichte van 1990 dient terug te dringen en in 2050 met 95%.
(Let wel: Mocht het voorlopig politiek akkoord tussen het Europees Parlement en Raad van Ministers dat in mei 2021 werd bereikt, bekrachtigd worden door beide organen, dan kan dit consequenties hebben voor de getallen genoemd in Nederlandse Klimaatwet en de uitwerking daarvan in het Klimaatakkoord en de Regionale Energie Strategieën. In dit voorlopig politiek akkoord wordt in plaats van 49% emissiereductie een reductie voorgesteld van 55%).
Daarnaast legt de Nederlandse Klimaatwet vast dat ernaar wordt gestreefd om alle energie in 2050 CO2 neutraal op te wekken. Het Klimaatakkoord geeft aan hoe dat zal gebeuren, dus welke maatregelen er zullen worden genomen om het doel dat de Klimaatwet stelt, te bereiken. De Klimaatwet stelt dus twee normen, het Klimaatakkoord schrijft voor hoe beide normen in de loop van dertig jaar bereikt zullen worden.
De Klimaatwet werd door de Tweede en de Eerste Kamer aangenomen op respectievelijk 27 juni 2018 en 28 mei 2019. Het Klimaatakkoord werd op 28 juni 2019 door het toenmalige kabinet gepresenteerd. Vanaf dat moment kon ons land aan de slag om de klimaatverandering te bestrijden.
Inhoud Klimaatakkoord
Aan het tot stand komen van dit Klimaatakkoord ging intensief overleg vooraf. Het leidde tot meer dan 600 afspraken met 5 sectoren verdeeld over zogeheten ‘sectortafels’ over maatregelen die deze sectoren zullen nemen om de klimaatdoelen te halen. Deze sectoren waren Gebouwde Omgeving, Landbouw en Landgebruik, Elektriciteit, Industrie en Mobiliteit. Aan de tafels zaten allerlei maatschappelijke organisaties, bedrijven en milieugroepen die een binding hadden met de betreffende sector. Het uiteindelijke akkoord was juni 2019 rond en werd in de maanden daarna ondertekend door meer dan 70 organisaties. Hiertoe behoren bijvoorbeeld de FNV, de ANWB, de Gasunie, de NS, Eneco, Stedin en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
Verschillende ministeries zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van die afspraken. (Als je op de sectorterm hieronder klikt krijg je een overzicht van de belangrijkste afspraken in de betreffende sector).
Economische Zaken en Klimaat voor Elektriciteit en Industrie,
Binnenlandse Zaken voor Gebouwde omgeving,
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor Landbouw en landgebruik,
Infrastructuur en Waterstaat voor Mobiliteit.
Ik beperk mij verder tot de Gebouwde Omgeving omdat daar alle burgers direct bij betrokken zijn.
Afspraken Gebouwde Omgeving
De afspraken voor de Gebouwde Omgeving zijn over 8 onderwerpen verdeeld. Dat zijn onder andere: Wijkgerichte aanpak, Ondersteuning eigenaar-bewoners, Huursector, Woningen, Financiering en Fiscaal, Duurzame warmte.
De belangrijkste afspraken zijn:
- In 2050 dienen 7 miljoen woningen en 1 miljoen andere gebouwen van het aardgas te zijn afgesloten. Dat betekent isoleren en gebruikmaken van duurzame warmte en elektriciteit. Als eerste stap moeten in 2030 de eerste 1,5 miljoen bestaande woningen verduurzaamd zijn. Driekwart van alle woningen die tussen 1 juli 2018 tot eind 2021 gebouwd worden, moeten aardgasvrij zijn.
- De verduurzaming van gebouwen gaat wijk voor wijk, in een steeds hoger tempo. Gemeenten dienen daartoe plannen te maken. Bewoners worden bij de plannen voor hun wijk betrokken.
- De energiebelasting op gas zal de komende jaren stijgen en die voor stroom dalen. Het is de bedoeling dat de kosten voor verduurzaming betaald kunnen worden met de opbrengst van een lagere energierekening.
- Het aanbod van de isolatiemogelijkheden moet worden uitgebreid en voordeliger worden.
- Er komt een gebouw gebonden financiering waarbij een lening voor verduurzaming is gekoppeld aan de woning en niet aan de bewoner zelf.
Er is ook een Algemene Afspraak. Deze is dat burgers zo veel als mogelijk is, worden ‘ontzorgd’. Dat wil zeggen dat op allerlei manieren duidelijk zal worden gemaakt dat zij het juiste overzicht krijgen over hoe je kunt verduurzamen, wat het kost en wat het aan rendement oplevert.
Alle afspraken die zijn gemaakt zullen worden uitgewerkt in Regionale Energie Strategieën die met elkaar de oppervlakte van heel Nederland dekken. In al die RESsen zullen veel afspraken in de sector Gebouwde Omgeving en Elektriciteit samen naar de praktisch kant worden uitgewerkt.
De regio’s worden ondersteund door het Nationaal Programma RES. Dit ontwikkelt en deelt kennis, biedt procesondersteuning en agendeert knelpunten. Zie https://regionale-energiestrategie.nl/default.aspx
De afspraken die gemaakt zijn in het Klimaatakkoord zijn vanaf deze pagina te downloaden: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/06/28/klimaatakkoord
De Regionale Energie Strategie (RES)
Het is duidelijk dat de regio’s en de gemeenten voor een grote opgave staan. Kort gezegd is deze samen te vatten in de slagzin ‘van het gas af’. Binnen drie decennia moeten nagenoeg alle vormen van verwarming en verhitting in de Gebouwde Omgeving die nog gebruik maken van fossiele brandstoffen, zijn verduurzaamd. Woningen en kantoren moeten ook worden geïsoleerd, er mag geen warmte meer zo maar ontsnappen. Aan de plaatsing van zonnepanelen en windturbines, huizen isoleren en warmtepompen plaatsen wordt vooralsnog in de eerste plaats gedacht. Misschien dat deze transitiemiddelen in de toekomst aangevuld kunnen worden met ander (technisch) gerei, bijvoorbeeld een of meer kerncentrales of een waterstofsysteem.
Nadrukkelijk is ook vastgelegd dat elke gemeente daartoe niet alleen dient te communiceren met de inwoners, maar ook met het bedrijfsleven, netbeheerders en maatschappelijke organisaties. Gelukkig hoeven gemeenten niet in hun eentje uit te zoeken wat zij allemaal moeten doen en hoe ze dat zullen doen. Ze hoeven niet elk afzonderlijk het wiel uit te vinden. Zij kunnen terugvallen op hun Regionale Energie Strategie (RES). Een RES is een
“regionaal samenwerkingsverband voor de ruimtelijke inpassing van de energietransitie met een aantal functies waaronder het regionaal vertalen van de nationale afspraken uit het Klimaatakkoord voor de sectoren Elektriciteit en Gebouwde Omgeving via regionale warmteplannen, energie- infrastructuurplannen en de opgave voor hernieuwbare energie opwekking”.
Een hele zin, maar hij valt na te lezen op https://vng.nl/artikelen/over-regionale-energiestrategie-res
De RES is dus een boekwerk waarin de energietransitieplannen voor de gebouwde omgevingen van een regio staan. In een RES worden gebieden (“zoekgebieden”) voorgesteld waar duurzame energie ten behoeve van woningen, buurten en wijken kan worden opgewekt.
Regioverdeling
Om RESsen samen te stellen is Nederland in regio’s verdeeld. Natuurlijk mag elke regio eigen plannen maken afhankelijk van de beschikbare mogelijkheden als ruimte, aanwezige industrie en ligging. Die plannen moeten er met elkaar wel op gericht zijn dat in 2030 75% van de gebouwde omgeving in Nederland (woningen, scholen, fabriekshallen enzovoort ) op duurzame elektriciteit draait. Dat betekent dat dan op het land 35 Terawattuur (35.000.000.000.000 Wattuur of wel 35.000.000.000 dat is vijfendertig miljard Kilowattuur) aan duurzame elektriciteit dient te worden opgewekt. In de RES komt te staan welke de beste maatregelen zijn om een bepaald gebied van duurzame energie te voorzien, hoe en waar dat wordt opgewekt, waar opgewekte energie tijdelijk kan worden opgeslagen en hoe die duurzame energie bij de huizen, scholen, ziekenhuizen en andere voorzieningen terechtkomt.
Nederland telt 352 gemeenten. Deze zijn alle verdeeld over 30 regio’s. Zie voor de regio-indeling de kaart op https://www.regionale-energiestrategie.nl/resregios/default.aspx
Zoals hierboven al gezegd, wordt binnen elke regio onderzocht waar en hoe het best duurzame energie kan worden opgewekt en ook of en hoe er binnen een streek samengewerkt kan worden. Dus er worden plekken aangewezen waar zonnepanelen of windmolens kunnen worden geplaatst, waar industrie een warmtebron kan zijn, waar warmte in de bodem gevonden kan worden. Zijn die plekken maatschappelijk gezien acceptabel, verantwoord in verband met esthetische en natuurminnende waarden en financieel haalbaar? De uitkomsten van al dat onderzoek komen te staan in een RES. Daar komen er dus 30 van. Elke energieregio beschrijft daarin zijn eigen zogeheten ‘zoekgebieden’. Elke regio kreeg ook een eigen Stuurgroep. Om het hele RESproces te ondersteunen met kennis en een netwerk is er weer een Nationaal Programma RES opgezet. De resultaten van alle zoekprocessen dienen eerst in 30 ‘concept-Regionale Energie Strategieën’ te worden vermeld. In het Klimaatakkoord werd ook opgenomen wat er in een conceptRES precies moet staan.
Voorgeschreven inhoud van de conceptRES
Wat in al die RESsen moet komen te staan is vrij gedetailleerd voorgeschrevene. Ik citeer uit het Klimaatakkoord (blz. 224-225). Dit Akkoord is vanaf deze site te downloaden: https://www.klimaatakkoord.nl/documenten/publicaties/2019/06/28/klimaatakkoord
1. Een regionale invulling van het op te stellen vermogen in MW (en verwachte MWh) (MWh is megawattuur, TK) voor hernieuwbare energie op land, de betekenis hiervan voor de energie-infrastructuur, met inachtneming van ruimtelijke kwaliteit en maatschappelijk draagvlak, afgewogen tegen andere (ruimtelijke) belangen. Aan regio’s wordt gevraagd om te sturen op overprogrammering met als doel om de nationale doelstelling te kunnen halen. (…)
2. Een heldere en herleidbare onderbouwing van het aanbod en keuzes voor potentiële zoekgebieden die benut kunnen worden, inclusief een beschrijving van het doorlopen proces. Indien mogelijk worden deze zoekgebieden ook op kaart getoond.
3. Een Regionale Structuur Warmte, met daarin een gevalideerd overzicht van alle beschikbare (grootschalige) duurzame warmtebronnen binnen de regio, de totale warmtevraag binnen de regio, een overzicht van de bestaande en geprojecteerde infrastructuur voor warmte. (…)
4. Daarnaast is in deze Regionale Structuur Warmte opgenomen welke relevante stakeholders (belanghebbenden, TK) (voor warmte transport, productie en afname) zijn betrokken in het proces en wordt een procesvoorstel opgeleverd hoe de regio beschikbare bronnen, warmtevraag en infrastructuur logisch efficiënt en betaalbaar denkt te gaan koppelen en hoe de stakeholders in het vervolg worden betrokken.”
Rond de RES dient ook een “uitnodigend proces” te worden vormgegeven om participatie van belangengroepen, bedrijven en bewoners te bevorderen (blz. 226). Gemeenten, waterschappen en de provincies dienen zorg te dragen voor goede en tijdige informatie aan burgers (blz. 218). Brede betrokkenheid en actieve participatie van burgers is “essentieel” (blz. 216) en ”vereist” (blz. 217). Eveneens dienen wensen en mogelijkheden te worden betrokken over het mee-ontwikkelen en mede-eigenaar worden van duurzame projecten (idem). Elders in het Akkoord is in dit verband te lezen dat gestreefd wordt naar 50% lokaal eigendom van de productie van groene elektriciteit (blz. 219).
De conceptversie van de RES zal worden aangeboden aan het Plan Bureau voor de Leefomgeving (PBL) om te bezien of de in alle RESsen geformuleerde plannen optellen tot het bereiken van de nationale klimaatdoelstellingen. Maar ondertussen dienen de decentrale overheden (dus gemeenten) met de inhoud van de voor hun regio bedoelde conceptRES al aan de slag te gaan. Zij dienen de zoekgebieden en de implicaties van Regionale Structuur Warmte en alles wat daarbij komt kijken, vast te leggen in hun omgevingsbeleid. Nadat in de concept-RESsen eventueel commentaar is verwerkt, worden de concepten definitief. In verband met de coronapandemie is de oplevering van alle zogeheten RESsen 1.0 verplaatst van 1 maart 2021 naar 1 juli 2021.
Van RES naar TVW
In een RES is dus te lezen waar in een regio alternatieve warmtebronnen zouden kunnen worden gevonden of gecreëerd. Maar, hebben gemeentes daar genoeg aan om ook echt aan de slag te gaan? Nee natuurlijk. Het zou immers kunnen betekenen dat hier en daar de omgeving dient te worden heringericht. Gemeentes zullen echt moeten besluiten of zij gaan doen wat in de RES wordt voorgesteld. Bijvoorbeeld of zij echt op plek A windturbines gaan plaatsen, zonneparken op B gaan aanleggen; ook of zij het electriciteitsnetwerk moeten verbeteren, of zij eerst wijk X en dan pas Y of andersom van het gas af zullen helpen, enzovoort, enzovoort. Zij dienen de mogelijkheden die de RES aanreikt in detail te moeten specificeren en een tijdplan moeten maken, ten laatste zelfs tot 2050. Hun ook in het Klimaatakkoord vastgelegde opdracht is dan ook om hun beleid te specificeren in een zogeheten Transitie Visie Warmte, dat is een plan waarin zij aangeven welke wijken wanneer van het gas af gaan, hoe zij bewoners zullen stimuleren om hun huis te isoleren, welke extra opslagpunten voor elektriciteit zullen worden aangelegd en of en waar zij bijvoorbeeld windturbines zullen plaatsen of warmtebronnen in de bodem zullen aanboren. Uiteraard kunnen zij bij de opstelling van hun TVW gebruik maken van de ideeën uit de RES.
Nieuwe Omgevingswet
Voorschrift is dat elke gemeente voor het eind van 2021 een TVW heeft vastgesteld. Daarin is opgenomen een “realistisch tijdspad” waarop wijken van het aardgas af gaan (blz. 27).
Omdat de energietransitie consequenties heeft voor de inrichting van het landschap is inmiddels een nieuwe Omgevingswet tot stand gebracht, die 1 juli 2022 in werking treedt. Deze beoogt het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker te maken. Het starten van ruimtelijke projecten wordt daardoor minder moeilijk. Zesentwintig oude wetten worden daardoor gebundeld in een wet en zestig Algemene Maatregelen van Bestuur vervangen door vier. Ze heeft tevens de bedoeling burgers te betrekken bij de ontwikkeling van de leefomgeving. Zie https://vng.nl/rubrieken/omgevingswet
Inhoud TVW
De volgende afspraken over de TVW zijn in het Klimaatakkoord te lezen (blz. 27-28)
- Gemeenten maken met betrokkenheid van stakeholders uiterlijk eind 2021 een transitievisie warmte. Hierin leggen ze het tijdpad vast voor een (stapsgewijze) aanpak richting aardgasvrij (waarbij isoleren een stap kan zijn, mits onderdeel van de wijkgerichte aanpak naar aardgasvrij). Voor wijken waarvan de transitie voor 2030 is gepland, maken zij ook de potentiële alternatieve energie infrastructuren bekend en bieden zij inzicht in de maatschappelijke kosten en baten en de integrale kosten voor eindverbruikers hiervan. Bij de transitievisies warmte programmeren gemeenten zoveel als mogelijk op basis van de laagste maatschappelijke kosten en kosten voor de eindgebruiker.
- De transitievisies warmte zijn nodig om de gebouwde omgeving CO2-arm te maken. Om deze transitievisies warmte te realiseren, worden woningen en andere gebouwen in samenspraak met bewoners en gebouweigenaren geïsoleerd en aardgasvrij gemaakt. Het PBL schat in dat in het kader van de wijkgerichte aanpak in de periode tot 2030 1,07 miljoen woningen en andere gebouwen aardgasvrij kunnen worden gemaakt. Om zeker te weten dat voldoende besparing wordt gerealiseerd, maken gemeenten plannen voor het realiseren van de verduurzaming van 1,5 miljoen woningen en andere gebouwen in de periode 2022 t/m 2030, met een aanloopperiode van 2019-2021. Partijen spreken een stapsgewijze aanpak af waarbij ook isolatie en andere CO2-besparende maatregelen nadrukkelijk deel uitmaken van de wijkgerichte aanpak. Partijen werken samen aan het wegnemen van eventuele belemmeringen bij het realiseren van de transitievisies warmte.
- Gemeenten actualiseren in eerste instantie de transitievisie warmte elke 5 jaar. VNG en Rijk evalueren uiterlijk in 2022 of deze actualisatietermijn van iedere 5 jaar de juiste is. Daarbij wordt ook aangesloten bij het kennis- en leerprogramma van het programma aardgasvrije wijken (PAW). d.
- De gemeente bepaalt in samenspraak met de betrokken stakeholders de planning van de (stapsgewijze) aanpak richting aardgasvrij en op welke datum daadwerkelijk de toelevering van aardgas wordt beëindigd en legt dit vast in het uitvoeringsplan op wijkniveau. Bij het vaststellen van de termijn worden gemeenten geacht zorgvuldig rekening te houden met in ieder geval voldoende tijd benodigd voor investeringsplannen van onder andere netbeheerders en gebouweigenaren, waaronder woningcorporaties en relevante instellingen, maar uiterlijk 8 jaar voor de einddatum van het aardgas. Uiterlijk in 2022 wordt – onder andere op basis van ervaringen in het Programma Aardgasvrije Wijken – bepaald of 8 jaar inderdaad de beste termijn is. e.
- Rijksoverheid en de VNG laten in 2019 een instrument ontwikkelen (naar voorbeeld van het Actieplan Geluid) waarmee gemeenten hun voortgang om te komen tot de transitievisie warmte zullen doorgeven. Hierin zal in ieder geval het aantal woningen en andere gebouwen (uitgedrukt in woningequivalenten) in de wijken waarvan in de transitievisie warmte is aangegeven dat ze in de periode tot en met 2030 geïsoleerd (als stap naar aardgasvrij) en/of aardgasvrij worden gemaakt, worden gemonitord. Deze tool zal erna worden uitgebouwd om ook de voortgang van de uitvoeringsplannen op wijkniveau te monitoren. Hier zullen de transitievisies warmte en de uitvoeringsplannen op wijkniveau openbaar worden gemaakt na raadsbesluit.
- De Rijksoverheid en de decentrale overheden stellen uiterlijk in 2020 een procedure op over de wijze waarop (onder andere) in het sectorale Borgingsoverleg wordt bijgestuurd indien blijkt dat de plannen in het kader van de transitievisies warmte gezamenlijk onvoldoende optellen tot 1,5 miljoen woningen en andere gebouwen. Bijsturing op de realisatie vindt plaats in het licht van het doelbereik van 3,4 Mton voor de gebouwde omgeving als geheel. g. De Rijksoverheid en de VNG onderzoeken hoe de gemeente twee keer per jaar inzicht kan krijgen in het recente, algemene energiegebruik van een gebied (op postcode 6 niveau) mede op basis van input van netbeheerders en warmtebedrijven. h. Bij de transitievisies warmte programmeren gemeenten zoveel als mogelijk op basis van de laagste maatschappelijke kosten en kosten voor de eindgebruiker.
De eerstkomende RES (alle RESsen zijn voor 1 juli 2021 uitgebracht) heten RES 1.0, want in RES 2.0 die twee jaar later verschijnt, kunnen nieuwe kennis en opgedane ervaringen worden verwerkt. Dat geldt ook voor de TVW’s. Dus ook daar zullen we de komende jaren in elke gemeente achtereenvolgens TVW 2.0, 3.0 enzovoort zien verschijnen. Zo wordt de landelijke energietransitie voor wat betreft de Gebouwde Omgeving een flexibel proces, waar ook rekening kan worden gehouden met nieuwe inzichten en ontdekkingen.
Leidraad Lokaal Eigenaarschap.
Huizenbezitters en huurders staat dus de komende jaren veel te wachten. Maar zij hoeven niet lijdzaam toe te zien bij wat hun gemeente gaat doen. Zij, met name huizenbezitters, kunnen ook zelf initiatieven nemen: hun eigen woning isoleren, zonnepanelen op het dak van hun huis plaatsen. En als hun eigen huis ongeschikt is voor zonnepanelen kunnen ze zelf een project opzetten om elders een duurzame warmtebron te creëren. Dat kunnen zij in hun eentje doen, als individuele woningbezitter, maar ook met anderen samen. Het is zelfs niet ondenkbaar dat een collectief van bewoners besluit om zonnepanelen samen met een sportvereniging op het dak van de kantine en oefenzalen te plaatsen en de baten daarvan onderling te verdelen.
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat voor grootschalige opwek van hernieuwbare elektriciteit op land gestreefd wordt naar 50% lokaal eigendom. Zo vergroot je het draagvlak voor de energietransitie en geef je bewoners de gelegenheid om toch aan de transitie mee te doen, ondanks het feit dat zijzelf door de aard of ligging van hun woning (huis omgeven door bomen) niet in de gelegenheid zijn zonne-energie op te wekken.
Om zulk soort initiatieven aan te moedigen is een ‘Leidraad Lokaal Eigendom in de Praktijk’ verschenen, een informatierijke brochure met tal van voorbeelden uit het hele land. Hij bevat ideeën en praktische uitvoeringsadviezen voor door inwoners zelf op te zetten projecten waar warmte of duurzame energie wordt opgewekt. De initiatiefnemers van een dergelijk project zijn betrokken bij de opzet ervan, kunnen daarin financieel investeren, zijn geheel of gedeeltelijk eigenaar en profiteren van de baten. Deze baten kunnen directe financiële baten zijn, maar bijvoorbeeld ook investeringen die ten goede komen aan de gemeenschap, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid, sport of natuur. De Leidraad bevat ook tips voor de gemeente over hoe met dergelijke initiatieven kan worden omgegaan en over de mogelijkheden om bewoners daartoe te stimuleren. Deze Leidraad is hier te vinden https://www.mnh.nl/wp-content/uploads/sites/15/2021/02/Leidraad-lokaal-eigendom-%E2%80%93-Participatiecoalitie-NH-februari-2021.pdf.
Voor advies en ondersteuning kunnen gemeenten en regio’s en huizenbezitters terecht bij de Participatiecoalitie. Dat is een samenwerking van vijf maatschappelijke organisaties van, voor en door bewoners (klik op een naam om er meer van te weten): HIER, de Natuur en Milieufederaties, Energie Samen, LSA bewoners en Stichting Buurkracht. Deze coalitie helpt gemeenten en zet zich in voor 50% lokaal eigendom van omwonenden. Zie participatie
Stand van zaken van de RESsen
Uit het bovenstaande blijkt wel dat het een complex en veel overleg en afstemming vereisend proces is om een RES en een TVW tot stand te brengen. Er zijn naast burgers, ook veel organisaties bij betrokken.
Hoe het met de voortgang staat is min of meer op de voet te volgen op https://regionale-energiestratAnalyse Ressen wijzigen?egie.nl/default.aspx .
De laatste stand van zaken (geconstateerd op 9 juni 2021, ‘foto’ staat er boven) is van februari 2021. Deze site wordt twee keer per jaar vernieuwd. Ook is daar te lezen hoe het met de participatie van de burgers staat en hoe het met de verdeling van (maatschappelijke) kosten en baten is gesteld.
Planbureau voor de Leefomgeving
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) maakte een analyse van alle reeds in april 2020 uitgebrachte conceptRESsen. Deze zogeheten ‘Monitor Concept Res’ werd op 1 februari 2021 gepubliceerd. Daarin worden de conceptRESsen die er op dat moment al waren, getoetst. Op deze site https://www.pbl.nl/publicaties/monitor-concept-res is deze volledige analyse te raadplegen.
Om de gedachten te bepalen enkele hoofdconclusies van het PBL:
- Bestuurlijk draagvlak en maatschappelijke betrokkenheid: Er zijn tot nu toe nog geen grote knelpunten, maar die kunnen wel ontstaan als burgers bij de gemeentelijke planningen worden betrokken en zoekrichtingen worden vertaald in concrete keuzes.
- Elektriciteit: Het bod is hoog, maar de ambitie is nog weinig concreet. De regio’s kiezen nu vooral voor zonne-energie. Dat kan nog een momentopname blijken te zijn.
- Energiesysteem efficiëntie: In vrijwel alle regio’s zijn knelpunten in het huidige elektriciteitsnetwerk gesignaleerd. Regio’s en netbeheerders zoeken al naar passende oplossingen. Afspraken over prioritering en kosten moeten nog worden gemaakt.
- Realisering doel: Het PBL heeft berekend dat de optelsom van de regionale plannen leidt tot een bod van 52,5 TWh. De realisatie van de regionale plannen is echter met de nodige onzekerheid omgeven. Nadere verkenning levert een inschatting voor hernieuwbare elektriciteitsproductie in 2030 op met een bandbreedte van 31,2 tot 45,7 TWh, en een middenwaarde van 38,2 TWh. Of het doel van 35 TWh wordt gehaald, is nog geen gegeven.
Eind 2021 heeft het PBL een analyse gepubliceerd publiceren van alle RESsen 1.0 die dan zijn ingediend.
Momenten van besluitvorming tussen start RES en TVW
Over de besluitvorming rond de energietransitie van de Gebouwde Omgeving wordt in het Klimaatakkoord het volgende gezegd:
- Het RES-proces wordt vanaf de formele start in de RES-regio met een bestuurlijke startnotitie of een gelijksoortig document vastgelegd. Hierin wordt in ieder geval de doelstelling, planning, organisatie en wijze van democratische en ruimtelijke borging vastgelegd. Het vaststellen van de opgave en de invulling wordt vervolgens gezamenlijk uitgewerkt. Indien regio’s ervoor kiezen om geen startnotitie op te stellen, dienen zij aan te geven hoe zij het RESproces anderszins gaan borgen (blz. 223).
- Regio’s zorgen ervoor dat de concept-RES (…) minimaal is geaccordeerd door Gedeputeerde Staten, B&W en Waterschapsbestuur en ter kennisgeving is voorgelegd aan raden, staten en algemene vergadering van de waterschappen (blz. 225).
- De conceptversie van de RES zal worden aangeboden aan het PBL om te bezien of de in alle RES-en geformuleerde plannen optellen tot het bereiken van de nationale klimaatdoelstellingen. Ook zou het concept worden vrijgegeven voor wensen en bedenkingen van de raden, Staten en algemeen besturen van de waterschappen en reacties door (betrokken) deelnemers van het RES-proces. Ondertussen zullen de decentrale overheden de planologische vastlegging (bedoeld is de TVW, TK) opstarten met de inhoud van de conceptversie van de RES. (…). Medio 2021 (deze datum is inmiddels gewijzigd, TK) is het merendeel van deze RESsen verwerkt in het omgevingsbeleid (blz. 225).
- De RES heeft instemming van de colleges van Gedeputeerde Staten, Burgemeester en Wethouders, de Dagelijks Besturen van de waterschappen, de gemeenteraden, provinciale staten en de algemene vergaderingen van de waterschappen (blz. 224).
- De gemeente wordt verplicht uiterlijk 31 december 2021 een transitievisie warmte te hebben vastgesteld.(…) In de transitievisie warmte wordt per wijk van de gemeente het tijdspad – van isoleren en aardgasvrij maken met het oog op het CO2 arm maken van de gebouwde omgeving – aangegeven, en voor wijken die in de periode 2022 t/m 2030 gepland zijn. Per wijk is aangegeven a) hoeveel woningen en andere gebouwen (uitgedrukt in woningequivalenten) geïsoleerd en/of aardgasvrij worden gemaakt; b) welke alternatieve betaalbare, betrouwbare en duurzame energie infrastructuren potentieel beschikbaar zijn (warmtenet, all electric, hybride technieken die veel minder (duurzaam) gas verstoken als (tussen)oplossing, etc.); c) welk van die alternatieven de laagste maatschappelijke kosten heeft. (…) Vervolgens besluit de gemeente in een uitvoeringsplan op wijkniveau (door het wijzigen van het omgevingsplan) wanneer en hoe de wijk (stapsgewijs) van het aardgas afgaat en welk alternatief voor aardgas wordt gekozen (blz. 29 en 30).
Uit het Klimaatakkoord is dus op te maken dat volksvertegenwoordigers slechts op twee momenten bij de samenstelling van de RES betrokken zijn: accorderen van de conceptRES en instemmen met de RES 1.0. Over de status die de Startnotitie dient te hebben, staat niet geschreven.
Terwijl het Klimaatakkoord nog niet helemaal rond was, begon men toch al met het RES-proces. Deze startte in veel gevallen met een aan de gemeenten, Provinciale Staten en waterschappen gerichte Startnotitie. Daarin kon men de doelstellingen van het hele proces lezen, de aanpak die zou worden gevolgd en de kaders waarbinnen men zou werken. Het totale aantal zoekgebieden in Nederland zou in 2050 35TWh, dat is 35 × 1012 WH, aan ‘groene elektriciteit’ moeten opwekken. Ook staat in de Startnotitie (die voor elke regio iets anders kan zijn) op welke manier zou worden gewerkt, en hoe men inwoners van de regio zou betrekken in de zoekactiviteiten.
Politieke besluitvormingsmomenten
Om de regio’s te helpen bij het tot stand brengen van hun RES werd door de Centrale Stuurgroep van het RESproces een handreiking samengesteld. De momenten van besluitvorming werden daarin genoemd.
In de Handreiking is het volgende te lezen (blz. 95 e.v.).
De formele start van het hele RESproces was toen de ondertekening van het Klimaatakkoord plaatsvond. In dat Akkoord was immers de afspraak opgenomen dat een RES zou worden gemaakt. Voor de gemeenten gebeurde die ondertekening door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Op 29 november 2019 hebben gemeenten ingestemd met het Klimaatakkoord. Gemeenten (99,7%) hebben daarbij en daarmee aangegeven dat het Klimaatakkoord voor hen voldoende basis bood om met de energietransitie praktisch aan de slag te gaan. Dat ook zij de klimaatcrisis moeten bestrijden volgde sowieso al uit de Klimaatwet. Maar nu was ook duidelijk hoe dat zou gaan gebeuren.
De provincies hebben op 22 november 2019 en de waterschappen op 11 oktober 2019 unaniem ingestemd met het Klimaatakkoord.
Het tweede moment van besluitvorming in het hele RESproces wordt gemarkeerd door het uitbrengen in elke regio van een Startnotitie. In de handreiking is te lezen dat wil je commitment verkrijgen het raadzaam is om dit document te laten vaststellen door raden en (Provinciale) Staten.
Het derde moment wordt aangegeven als de concept-RESsen worden uitgebracht. De handreiking zegt dan dat dit concept moet worden geaccordeerd door Gedeputeerde Staten, B&W en het waterschapsbestuur en ter kennisgeving kan worden voorgelegd aan de raden, de Staten en de Algemene Vergadering van Waterschappen.
Het vierde moment wordt aangewezen met de verschijning van de RES 1.0 van de regio. Deze dient, zegt de Handreiking, geaccordeerd te zijn door Gedeputeerde Staten, B&W en Waterschapsbestuur en formeel vastgesteld te worden door de raden van de gemeenten, de Provinciale Staten en de Algemene Vergadering van de waterschappen.
De wenselijkheid van betrokkenheid van de volksvertegenwoordigers
De Leidraad noemt het wenselijk dat volksvertegenwoordigers ook bij de concept-RES een duidelijke rol krijgen in de besluitvorming. Hun rol aan het begin, dus bij de start van het hele proces kan per regio worden vastgelegd in de Startnotitie. Wil men dus weten op welke wijze het proces in een gemeente werd opgestart, dan zal men de Startnotitie moeten raadplegen van de regio waartoe de gemeente behoort. Gepleit wordt in de Leidraad verder om ook de concept-RES, evenals de RES 1.0, te verstrekken aan de raad van een gemeente. B&W hebben volgens de Gemeentewet immers de plicht om de raad te informeren. Er worden dan drie varianten genoemd waarop de raad op de aanbieding van de concept-RES kan reageren:
- B&W kan de raad vragen wensen en bedenkingen in te dienen bij het college van B&W door middel van bijvoorbeeld amendementen of moties of het delen van een verslag. De wensen en bedenkingen kunnen dan door B&W ter kennis worden gebracht aan de bestuurlijke trekker van de RES in de regio.
- B&W kan de raad vragen kennis te nemen en een reactie te geven.
- B&W kan de raad vragen de concept-RES vast te stellen.
Deze Leidraad bevat ook een aantal informatie kaarten en verwijzingen naar leermodules voor raadsleden en andere belangstellenden.
Hieronder een beknopt overzicht van het besluitvormingsproces vanaf het Akkoord van Parijs tot en met de gemeentelijke TVW’s
Document | Beoordelend orgaan | Datum goedkeuring/vaststelling |
Het Akkoord van Parijs | Geratificeerd door inmiddels 197 landen, waaronder de EU | Nederland en EU |
Nederlandse klimaatwet | Tweede Kamer Eerste Kamer | 27 juni 2018 28 mei 2019 |
Klimaatakkoord | Ondertekend door meer dan 70 organisaties waaronder Ver. Ned. Gemeenten namens de gemeenten | 2019-2020 29 november 2019 |
Startnotitie RES | Gemeentebesturen, Prov. Staten, Besturen Waterschappen. | Vaststellen |
Onderzoeken, gesprekken , overleg , werkateliers met burgers en deskundigen, burgerfora, enzovoort | ||
Concept RES 1.0 | B&W, Prov. Staten en Besturen Waterschappen | Indienen van wensen en bedenkingen. Vaststellen na 1 oktober 2020 |
Analyse en toetsing van de concepten | Plan Bureau voor de Leefomgeving | Analyse. 1 februari 2021 gereed. |
Nadere onderzoeken, gesprekken, overleg. Verder concretisering van de zoekgebieden. Overleg met de andere sectoren. | ||
RES 1.0, gereed ten laatste 1 juli 2021 | B&W, Prov. Staten en gemeenteraden | Vast te stellen in de loop van 2021 |
Transitie Visie Warmte 2021-2023 | Gemeenteraden | Vast te stellen voor einde 2021 met als grondslag RES 1.0. |
Verder naar RES 2.0 (2023), RES 3.0 (2025) enzovoort. |
Het belang van democratische besluitvorming
Waarom is het van belang om gemeentebesturen, Provinciale Staten en Waterschappen te betrekken bij het besluitvormingsproces? Allereerst vanwege het democratisch mandaat. De leden van de genoemde gremia zijn rechtstreeks door de kiezers gekozen en nemen besluiten namens hun inwoners of ingezetenen (waterschappen). Zij vertegenwoordigen alle inwoners en hebben vanuit deze rol de taak om de geluiden en signalen van inwoners, in zoverre deze niet in strijd zijn met wet en wetenschap, te vertalen in de besluiten die zij nemen. Daarnaast zijn zij kader-steller en controleur van het bestuur. Een tweede reden is dat het van belang is om via hun vertegenwoordigers de bevolking het gevoel te geven dat zij betrokken zijn en enige grip hebben op wat er te gebeuren staat. In de derde plaats omdat de inhoud van de verschillende RESsen met hun zoekgebieden richtinggevend zullen zijn voor de vormgeving van het beleid voor een lange termijn van de genoemde democratische organen. Landschappen zullen wijzigen, oude bestemmingsplannen aangepast worden. Dat vereist processen waarbij belangen kunnen worden afgewogen.
Overigens kan het geen kwaad om er in dit verband op te wijzen dat vaststelling van RES 1.0 niet betekent dat de uitkomsten voor de komende dertig jaar vastliggen. Over twee jaar komt er een volgende, RES 2.0. Daarin kan rekening gehouden met nieuwe inzichten en ontwikkelingen. De doelstelling van het Klimaatakkoord en RESsen ligt vast: in 2050 dient de uitstoot van broeikasgassen geminimaliseerd te zijn, maar het traject daarnaartoe kent meerder nu nog onbekende routes, afhankelijk van nieuwe wetenschappelijke inzichten en creatieve toepassingen van betrokken en ter zake kundige mensen.
De Regionale Structuur Warmte
Nadat RES 1.0 is vastgesteld volgt de opgave om te komen tot een Regionale Structuur Warmte (RSW). Deze gaat deel uitmaken van RES 2.0. De RSW omvat inzichten in de warmtevraag en het warmte-aanbod, een beschrijving van de mogelijkheden voor nieuw te ontwikkelen boven- gemeentelijke warmte-infrastructuur en een toelichting op het doorlopen proces tot dan toe met alle betrokkenen. Iedere RES-regio gaat in de RSW na of op lokaal niveau, in de verschillende Transitievisies Warmte, gebruik gemaakt gaat worden van bronnen die bovengemeentelijke potentie hebben of buiten de eigen gemeenten liggen. Het samenstellen van de RSW berust dus op de gemeentelijke TVW’s maar horen organisatorisch bij het proces om te komen tot RES 2.0.
Steun en hulp voor elke gemeente van de overheid
Nadrukkelijk was al eerder afgesproken dat elke gemeente diende samen te werken met de inwoners, het bedrijfsleven, netbeheerders en maatschappelijke organisaties om de zoekgebieden voor de RES te kunnen aanwijzen. Dit geldt vanzelfsprekend nog meer waar het de opstelling van de TVW betreft. Nu gaat het om te plannen wijzigingen in de energievoorzieningen van een wijk en de daarin gelegen woningen! Dat is geen geringe klus.
Daarom wil het Rijk de gemeenten ondersteunen bij het maken daarvan. Dat heeft zij gedaan door het uitgeven van een Leidraad Aardgasvrije Wijken, uitgegeven door (alweer) het PBL. De inhoud is trouwens ook interessant voor burgers en bedrijven. Hij bestaat uit twee delen.
(1) Een Startanalyse waarin het PBL voor alle wijken in Nederland een grove berekening heeft gemaakt over vijf oplossingen voor het vervangen van aardgas in de woning en
(2) een tweede deel dat hulp biedt voor lokale analyse waarin staat hoe de modellen uit de startanalyse geïnterpreteerd kunnen worden en hoe gemeenten dat zelf kunnen vormgeven.
De Startanalyse bestaat uit een technisch-economische analyse die voor heel Nederland de nationale kosten van de verschillende aardgasvrije (warmte)opties op buurtniveau beraamt.
De Handreiking omvat aanwijzingen die gemeenten ondersteunen bij de eigen op de gemeente toegespitste aanvulling van de Startanalyse. Het gaat daarin bijvoorbeeld over de manier waarop bewoners kunnen worden geïnformeerd en betrokken bij wat er staat te gebeuren. De laatste versie van de Leidraad is eind 2019 uitgegeven. Zie https://www.binnenlandsbestuur.nl/ruimte-en-milieu/nieuws/leidraad-aardgasvrije-wijken-openbaar.11290217.lynkx
Betrokkenheid inwoners
In het Klimaatakkoord wordt er meerdere malen op gewezen dat het van groot belang is om de bewoners van een regio en een gemeente te betrekken bij het RES-proces en wat daarop volgt. “Brede en actieve betrokkenheid is van belang” (blz. 216), de overheid dient een “publiekscampagne” op te zetten (blz. 217), en in het hoofdstuk Participatie in de Regionale Energie Strategieën is te lezen “Gemeenten dienen zorg te dragen voor goede en tijdige informatie en realiseren faciliteiten om burgers in staat te stelen effectiever mee te denken in de strategievorming” (blz. 218). Ten slotte: “Overheden zijn primair verantwoordelijk voor communicatie over nut en noodzaak van de transitie” (blz. 219). Er worden ook participatievormen genoemd: informeren, inspraak, consultatie of coproductie ( blz. 218).
In verreweg de meeste concept-RESsen wordt hoog opgegeven van de wijze waarop burgers betrokken zijn geweest bij het RES-proces.
In de concept-RES Noord-Holland-Zuid staat bijvoorbeeld te lezen dat er ruim zeventig bijeenkomsten in de regio zijn geweest die door “meer dan 1500 mensen” zijn bijgewoond. De kaart met zoekgebieden is het resultaat van een “uitvoerig participatieproces”(blz. 11) binnen de 29 betrokken gemeenten en de drie waterschappen. Als we aannemen dat het getal 1500 betrekking heeft op steeds verschillende mensen betekent dit per bijeenkomst ruim 20 mensen, en dat is toch eigenlijk niet veel. Zeker niet als we die bijeenkomsten ook nog eens zouden verdelen over het aantal gemeenten in deze regio. Maar zelfs als we aannemen dat bij bijeenkomsten mensen van meerdere gemeenten uitgenodigd waren, dan blijkt er toch eigenlijk geen sprake van een hoge mate van betrokkenheid. In Noord-Holland-Noord hebben (toevallig ook) “meer dan 1500 mensen” de bijeenkomsten bijgewoond, zij het verdeeld over 47 gemeenten en een waterschap.
Uit onderzoek van de Vereniging Eigen Huis (VEH) blijkt slechts 3% van de eigen huis bezitters betrokken geweest te zijn bij informatie- en inspraakbijeenkomsten over de RES. De VEH heeft dan ook de volksvertegenwoordigers in de raden opgeroepen om burgers te betrekken bij de vaststelling van de RES. Burgers dienen geïnformeerd te worden en te weten wat hun te wachten staat. Bijvoorbeeld door het organiseren van informatieavonden, publicaties in regionale weekbladen en verspreiding van huis- aan huisfolders.
Commissie Brenninkmeijer
Ook het adviesrapport dat de commissie ‘Burgerpanels in het Klimaatbeleid’, voorzitter Alex Brenninkmeijer in maart 2021 uitbracht, dringt aan op het betrekken van burgers bij de plannen die worden ontwikkeld. Het adviesrapport heeft de titel ‘Betrokken bij klimaat. Burgerfora aanbevolen’. Deze ‘expertcommissie’ kreeg de opdracht mee om een analyse uit te voeren naar instrumenten om de betrokkenheid van burgers bij (de besluitvorming over) het klimaatbeleid op nationaal, regionaal en lokaal niveau te vergroten. In dit verband werden de RESsen ook genoemd. De commissie bracht in maart 2021 het adviesrapport uit. Ook dit rapport dringt sterk aan op het informeren van burgers, bijvoorbeeld door de organisatie van burgerfora. Het rapport van de commissie getiteld ‘Betrokkenheid bij klimaat’ is hier te lezen: https://open.overheid.nl/documenten/ronl-ffc3e3ce-a5d5-4bf7-858a-7a6c61a8ceb7/pdf
Er zijn, al dan niet door Stuurgroep RES, tal van webinars georganiseerd en alsnog te volgen waar volksvertegenwoordigers zich kunnen laten informeren over het RESproces, het samenstellen van een TVW en over de manier waarop een gemeente burgerfora kan organiseren.
Suggesties om burgers te betrekken bij besluitvormingsprocessen rond de energietransitie zijn er ook. Zie bijvoorbeeld: https://departicipatiecoalitie.nl/wp-content/uploads/2020/10/Notitie-Participatiecoalitie-Commissie-burgerbetrokkenheid-klimaatbeleid.pdf
Conclusie
Het is van het grootste belang dat de energietransitie op tijd gedaan is. De dertig jaar die wij nog hebben lijkt heel erg lang. Maar dat lijkt maar zo. Berekeningen van het IPCC en andere wetenschappelijke organisaties laten zien dat we ons moeten haasten en geen kansen mogen laten liggen. Dat kan alleen lukken als individuele burgers bereid zijn om mee te werken. Het is dus van het grootste belang om hen te informeren over het waarom van alle inspanningen en over de plannen die er zijn.
Niet in alle regio’s en gemeenten zijn de burgers bij het zoekproces op gelijke wijze en intensief betrokken geweest. In een enkele regio is een burgerforum opgericht, andere regio’s hebben volstaan met een enkele informatiebijeenkomst of een ‘werkatelier’ met ‘koplopers’. Het is daardoor zeer de vraag of elke inwoner van een gemeente na 1 juli 2021 enig besef heeft van wat met zijn of haar wijk te gebeuren staat.
—————————————–