Latour, B. (2018). Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime. Vert. Rokus Hofstede. Amsterdam: Octavio publicaties.
Inhoud
115 pagina’s verdeeld over 20 hoofdstukken, plus 10 pagina’s titel en inhoudsopgave in de vorm van korte samenvattingen, plus verantwoording, plus figuren in een aparte bijlage, plus annotaties en informatie over de schrijver en de vertaler.
Wat het boek beschrijft
Dit boek beschrijft de politieke gevolgen van de klimaatverandering en wat met name de ecologische en socialistische partijen in het licht daarvan te doen staat. Zijn analyses illustreert hij in een zestal figuren waarmee hij de door hem geconstateerde politiek-maatschappelijke verschuivingen weergeeft met behulp van vectoren.
De crisis
De inhoud van de eerste negen hoofdstukken is als volgt samen te vatten. De klimaatverandering heeft niet alleen een vluchtelingenstroom op gang gebracht, de migratiecrisis veroorzaakt en het populisme bevorderd, maar ook een eind gemaakt aan het mondialiseringsproject dat na de Tweede Wereldoorlog op gang was gekomen. Zijn centrale “political-fiction-hypothese” is dat een “obscurantistische” elite, beschikkend over “grote geldmiddelen en grote belangen () en uiterst gevoelig () voor de veiligheid van hun immense fortuin en de bestendigheid van hun welstand” (blz. 28) rond de jaren tachtig van de vorige eeuw al snel inzag dat dit project tot mislukken was gedoemd, begreep dat de aarde in de nabije toekomst geen plaats meer zou bieden aan allen om daar te wonen en zich voornam om de klimaatverandering te ontkennen en anderen voor de gevolgen daarvan te laten opdraaien. Deze voornemens mondden uit in de besluiten om “zich zo snel mogelijk te ontdoen van alle lasten van solidariteit” (blz. 29), dus in het ontkennen van de klimaatverandering, het doen toenemen van de ongelijkheden en het bevorderen van de deregulering. Latour is de stellige mening toegedaan dat dit ‘klimaatnegationisme’ “ten grondslag ligt aan de hedendaagse politiek” (blz. 36) . De verkiezing van Trump “de Tweeter-in-Chief in het Witte Huis” is een van de uitkomsten daarvan (blz. 29).
Latour wijst “het Avondland”, “juister gezegd Europa” aan als veroorzaker van de klimaatverandering: “wij zijn begonnen” (blz. 32), en wil het huidige heterogene maatschappelijke en politieke landschap terugbrengen tot een enkel daarmee in verband staand politiek voornemen van een leidende, veel macht hebbende elite. De klimaatcrisis werkt ontwortelend, mensen (ook klimaatsceptici) verliezen de bodem onder hun bestaan, en allen slaan op de vlucht. Of men verlangt terug naar oude zekerheden (de populisten) of men verschanst zich achter een te bouwen vesting (de elite) en een vluchtelingenstroom komt op gang. Voor al deze groepen is het bestaan bodemloos geworden. Vandaar de titel van het boekje ”Waar kunnen we landen?” Zes figuren, geen schema’s of tabellen maar vectordiagrammen proberen de gelegde verbanden te veraanschouwelijken. De vectoren verwijzen naar politieke richtingen en/of levensstijlen die als ‘attractoren’ – Latour onderscheidt er vier maar ze krijgen niet in elke figuur dezelfde benaming – worden aangeduid. De schrijver zal, denk ik, hebben aangevoeld dat het menige lezer zou kunnen gaan duizelen door de vele begripsonderscheidingen (vaak verwoord in oude termen al of niet met een hoofdletter geschreven) die hij voor zijn analyse nodig acht.
Om tot een antwoord op de vraag waar te landen te komen legt Latour een bochtig parcours af vol bekende termen die vaak echter, impliciet of expliciet, een nieuwe betekenis krijgen. Soms legt hij verrassende verbanden tussen verschijnselen, maar op andere momenten komen deze vergezocht over.
Latour laat over een ding geen twijfel bestaan: het grote moderniseringsproject is mislukt. Dit was gericht op de attractor het “Globale”. Het beoogde meer rijkdom meer emancipatie en een comfortabeler leven en ging uit van een kennisconcept dat de natuur als decor begreep en voor een onuitputtelijke bron van hulpmiddelen aanzag. De “lagere klassen” voelen zich verraden door een elite en het “volk” ziet deze in hun reddingsboten wegvaren. Deze elite bevordert door hun klimaatontkenning zelfs een “epistemologische crisis” want feiten worden betwijfeld en waarheden worden ontkend. Het wantrouwen dat daardoor ontstaat komt niet doordat het volk lijdt aan intellectuele gebreken maar om dat de zogeheten rationalisten in een andere praktijk leven. Het teleurgestelde volk valt terug in de er tegenover liggende attractor het “Lokale”, dat zijn de tradities, oude gewoonten en de veiligheid van de eigen, bekende kring. Maar dit lokale is niet veel meer dan een restant van wat ooit werd verlaten. Verwarring is een tweede gevolg.
Dat wantrouwen en die verwarring zijn ook het gevolg van de opkomst van twee andere attractoren, die haaks staan op het Globale en het Aardse, zo analyseert Latour. De ene is een reactie op de andere. De andere is de ‘Aarde’. Maar voordat Latour aan een analyse daarvan begint, besteedt hij eerst aandacht aan de attractor die op ‘Aarde’ reageert. Het noemt deze het ‘Bodemloze’ en ziet Trump, de laatstgekozen president van de Verenigde Staten, als een typische representant ervan. Hij behoort tot de eerder genoemde ‘obscurantistische’ elite, die de globalisering ofwel modernisering in het openbaar blijft verdedigen – een elite die overigens maar “piepklein” is (blz. 50). De attractor van het Bodemloze scherpt de pen van de schrijver. De bladzijden die eraan worden gewijd vergelijken datgene waar Trump voor staat eerst met het fascisme, ziet vervolgens slechts een overeenkomst, analyseert zijn politiek als een vlucht naar voren waarbij de rest van de wereld aan zijn lot wordt overgelaten en tegelijkertijd als een vlucht naar achteren richting oude, nationale en etnische categorieën. We zouden getuige zijn van een politiek “zonder object” omdat de wereld die we bewonen (de huidige, door de klimaatverandering getroffen wereld) wordt verworpen. Na een aantal alinea’s met door uitroeptekens afgesloten observaties en een verwijzing naar de beruchte zwendelaar in beleggingsfondsen Madoff doet Latour de voorspelling dat Trumps politiek zal eindigen in of een “terugkeer van realiteitszin” of in “zondvloed van vuur” (blz. 50).
Naar een politiek van onderhandelen
In de hoofdstukken tien en volgende constateert Latour dat de opkomst van de attractor Aarde oude politieke tegenstellingen tussen Lokaal en Globaal doet verdampen. Er is vanaf nu een politiek van ‘onderhandelen’ vereist. En wel om “de belangen van degenen die nog steeds vluchten naar het Globale en degenen die nog steeds hun toevlucht zoeken bij het Lokale te kunnen verplaatsen, zodat we ze kunnen interesseren om het gewicht van de nieuwe attractor (bedoeld is de Aarde, TK) te voelen. “(blz. 64). De taken van dit onderhandelen worden om schreven. Vraag je af hoe je te richten tot de in de steek gelatenen en hoe de energie van dezen om te leiden is van het Lokale naar het Aardse (1) en hoe je degenen die voortijlen naar het Globale kunt wijzen op het belang van het Aardse (2). Er moeten nieuwe allianties worden gesloten tussen politieke bewegingen. De vanouds bestaande “politieke affecten” moeten we “restylen” (blz. 68). In dit opzicht richt Latour zich met name tot de ecologische partijen: ze wilden de rechts-links kloof overwinnen zonder ooit de plaats (de Aarde) aan te wijzen van waaruit een dergelijke overwinning voorstelbaar is.
Latour analyseert waarom het socialisme noch de ecologische bewegingen de richting van de geschiedenis hebben kunnen veranderen. De eerste is blijven hangen in het “restrictief” omschrijven van sociale kwesties en de ecologie in een a priori onderscheid maken tussen mensen en niet-mensen. Wat volgt (hoofdstuk 12 en 13) is een opsomming van keuzes die niet zijn gemaakt, maar blijft helaas door gebrek aan voorbeelden hangen in een betoog dat het voorstellingsvermogen ruim te boven gaat. Kennis van marxistische, neomarxistische en netwerktheorieën lijkt mij hier onmisbaar om de gedane constateringen waarheidswaarde te kunnen toekennen.
De ecologische strijd moet in ieder geval worden verbonden met de sociale strijd. Dat vraagt ook om een nieuwe wijze van wetenschap bedrijven De zoektocht naar wetenschappen met een nieuwe epistemologie die afstand nemen van het Newtoniaanse wereldbeeld omvat meerder hoofdstukken. Hun epistemologie zou een andere moeten zijn dan die van de natuur-als-universum, afstand dienen te nemen van galileïsche objecten en geen beweging als uitgangspunt mogen hebben. Het “planetaire“ standpunt “vanaf Sirius” dat de oude epistemologie innam, dient te worden verlaten en er dient te worden overgestapt van een analyse in termen van “productiesystemen” naar een analyse in termen van “verwekkingssystemen” (blz. 97). Dat vereist dat er “niet meer vragen worden gesteld vanuit het streven naar emancipatie maar vanuit de hervonden deugden van afhankelijkheid” (blz. 98). Van beide systemen somt Latour de principes op. Vrijheid, een centrale rol van de mens en beweging als mechanisme zijn de principes (uitgangspunten ?TK) van het productiesysteem, afhankelijkheid, een verdeelde rol voor de mens en aandacht voor genese van het verwekkingssysteem. Dit verwekkingssysteem is gebaseerd op het idee dat gehechtheden moeten worden gecultiveerd. In dit systeem ontdekken we dat we andere wezens nodig hebben om te kunnen voortbestaan, we leren inzien dat we voor ons voortbestaan afhankelijk zijn van andere “agentia” “Levenspunten” gaan de plaats innemen van “standpunten”. Het zal moeten gaan om vraagstukken rond beschaving, niet meer over economie (blz. 104-105).
Wat te doen in de praktijk
De hoofdstukken 19 en 20 zijn gewijd aan een antwoord op de vraag die Latour zichzelf uitdrukkelijk stelt: “Wat doen we er in de praktijk mee?”. Deze vraag dringt zich na de bij tijd en wijle hooggestemde maar abstracte redeneringen aan de lezer zeker ook op. Is er wat anders mogelijk dan matiging, meer bescheidenheid of zijn meer en grotere inspanningen vereist door het vinden van technische oplossingen? Latour lijkt te pleiten voor een andere levenswijze. Die derde attractor (Aarde) lijkt echter niet bijster aantrekkelijk, zo stelt hij en toch zullen we eraan moeten, daarmee de indruk wekkend dat hij wat elders bekend staat als ecomodernisme afwijst. Eigenlijk stelt hij dan maar een ding voor: beschrijven. Onder verwijzing naar Les cahiers de Doleances die werden opgesteld in Frankrijk vlak voordat het tot de bestorming van de Bastille (1789) kwam, breekt Latour een lans voor een nagaan waar het Aardse voor jezelf uit bestaat. Dit beschrijven is je eigen levensterreinin kaart brengen. Benoemen waarvan je afhankelijk van bent voor je voortbestaan en wat je bereid bent te verdedigen. Het eigene documenteren, dat is bepalen waaraan je gehecht bent.
Volgt het slothoofdstuk waar Latour twee dingen doet: twee gehechtheden omschrijven. De eerste is zijn levensgeschiedenis. De tweede is een loflied lijkende opsomming van eigenschappen van het Europa van de Europese Unie. Je knippert toch wel even met je ogen. Is dat alles?
Bij nader inzien is dat misschien niet meer dan een begin. Als je datgene wil beschrijven waaraan je gehecht bent, dan kan dat inderdaad je afkomst, de vorming die je hebt ontvangen, de levenskeuzes die je hebt gemaakt, je beroep, je woonplaats, bepaalde eigendommen en gewoonten zijn. Ook bepaalde rechten, misschien een minimum van de rechten die je momenteel hebt. Die hoeven niet samen te vallen met de reikwijdte van de rechten zoals wij die in het Westen nu kennen. Misschien hebben ze meer weg van de comptabiliteiten van Martha Nussbaum. In ieder geval moest ik wel aan haar lijst denken bij Latours antwoord op de vraag wat ons te doen staat en wat we willen verdedigen.
Kennis, doorzettingsvermogen en geduld als leesvereisten
Het lezen van dit boek vraagt om veel geduld en doorzettingsvermogen. Om zijn visie op alle bewegingen en verschuivingen om ons heen duidelijk te maken, schept Latour tal van nieuwe begrippen en herdefinieert hij oude. Hij maakt bijvoorbeeld veelvuldig gebruik van woorden als mondialisering en globalisering, maar dan wel op eigen wijze gedefinieerd, maakt onderscheid tussen mondialisering-plus en mondialisering-min, globalisering-plus en globalisering-min. Al snel stuiten we op ‘Globe’ en ‘Aarde’, het ‘Lokale’, het ‘Lokale-min’ en het ‘Lokale-plus’, ‘tijdlijn’, ‘geo-sociale plaatsenstrijd’ enzovoort, enzovoort. Op blz. 16 lees ik: “Er () is geen planeet, geen aarde, geen bodem, geen territorium waarop de Globe van de globalisering kan worden gehuisvest, de Globe waarnaar alle landen claimden onderweg te zijn”. Zonder nadere omschrijving moet ik wat ‘Globe’ voorstelt opmaken uit de context. Pas op blz 38 lees ik dat de ‘Globe’ “generaties heeft geënthousiasmeerd omdat “hij gelijkstond aan rijkdom, emancipatie, kennis en toegang tot een comfortabel leven (en) ook een bepaalde universele definitie van het menselijke in(hield)”. De term verwijst dus naar politieke doelstellingen die werden nagestreefd. In de vectordiagrammen kom ik ‘Globe’ overigens niet tegen, daarin staat ‘het Globale’ genoemd waarvan de tegenpool “het Lokale” is. Over ‘Aarde’ lees ik voor het eerst op blz. 26. Daar beweert Latour dat er “geen Aarde groot genoeg is om het moderniseringsideaal van vooruitgang, emancipatie en ontwikkeling te kunnen herbergen” en in de hieraan gekoppelde voetnoot lees ik dat de term verwijst naar een “handelingsvermogen” waarin we een “politieke entiteit beginnen te herkennen”. Van een lezer die graag wil begrijpen wat hij leest, vereist dit de nodige kennis van de wetenschapsfilosofie die Latour in het verleden heeft ontwikkeld en waarin de actor-netwerktheorie centraal staat en waar aan niet-menselijke elementen ‘agency’ (handelingspotentieel) wordt toegekend. Pas als ik dat weet, doorzie ik waarom op bijvoorbeeld de bladzij daarna wordt beweerd dat “de Aarde () uiteindelijk () in verzet zou komen”.
Ik doe er het zwijgen maar toe waar het gaat om zijn interpretatie van het politieke ‘links’ en ‘rechts’, die in een en dezelfde figuur beide kanten op kunnen wijzen, de vele, vele cursieven en uitroeptekens die Latour meent te moeten gebruiken zonder dat in de meeste gevallen duidelijk is waarom. De vele voetnoten wekken de indruk dat hij veelvuldig gebruik maakt van inzichten van anderen. Toch wekt het geschrift al met al meer de indruk een pamflet dan een weloverwogen uiteenzetting te zijn. Dat komt ook door de gelijkhebberige toon die hier en daar wordt aangeslagen, de sneren die aan sommige groepen of personen worden uitgedeeld, de voor menige lezer niet direct inzichtelijke verbanden die worden gelegd maar die wel als vanzelfsprekend worden gedebiteerd.
Ik durf dit te zeggen. Goedwillende mensen zonder enige filosofische scholing maar die wel de wens hebben om zich te oriënteren in de sociale gevolgen van de klimaatverandering zullen dit boek snel terzijde leggen. Ze zullen vastlopen in de taal, het begripsgebruik en de wijze waarop gebeurtenissen worden weergegeven. Zeker ook in het spaarzame gebruik van illustrerende voorbeelden. Maar degene die wel de nodige en vereiste scholing heeft zal zich ergeren aan de ongenuanceerdheid en vanzelfsprekendheid waarmee oordelen en beschuldigingen worden geuit aan de politiek, ook aan de vaagheid van de adviezen voor een nieuwe politiek en het bijna irritante sociaalpedagogische karakter van de beschrijvingen die op het eind worden aangeraden. Latour doet met dit boek meer kwaad dan goed, vrees ik. Soms geeft hij te denken, maar zijn ideeën moet je dan wel opvissen uit een overvloedige stroom van woorden. En daardoor is dit boek ook een gevaar. Het kan in de handen van klimaatsceptici worden misbruikt om de boodschap die het heeft te kwalificeren als onzin verpakt in geleerdheid, als een vorm van woordkramerij. Daar komt dit nog eens bij: de boodschap om te onderhandelen lijkt toegesneden op de Franse politieke situatie. Daar is de kloof tussen de verschillende politieke stromingen en klassen veel dieper dan in hier in Nederland. Dat heeft de gele hesjes beweging wel bewezen.
Aan lezers zonder behoorlijke filosofische scholing en met weinig tijd en aandacht heeft dit boek niet veel te bieden.
December 2018