Europese Unie en Nederland

De Europese Unie, inclusief Nederland, heeft zich door ondertekening van een aantal internationale verdragen verplicht om de afspraken die daarin staan, na te komen.
Die verdragen zijn onder andere: het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties van 1992, het Kyoto-Protocol van 1997 en het Akkoord van Parijs van 2015. In dit Akkoord is vastgelegd om de opwarming van de aarde te beperken tot onder (“well below”) de 2 graden Celsius ten opzichte van het pre-industriële niveau, liefst tot 1½ graad Celsius. Verder is afgesproken om in de tweede helft van deze eeuw een evenwicht te bereiken tussen de uitstoot en de opname van broeikasgassen, dat wil zeggen dat het gehalte aan broeikasgassen in de atmosfeer niet meer toeneemt. Ook werd bepaald dat alle ondertekenaars van dit Akkoord (inmiddels zijn dat 197 landen) in Nationale Klimaatplannen (zogeheten NDC’s: National Climate Contributions) zouden vastleggen in welk tempo en op welke manier zij klimaatbeleid zouden voeren. Deze plannen dienden vanaf 2020 te worden opgesteld, elke vijf jaar, indien nodig, te worden herzien en ingeleverd te worden bij het klimaatsecretariaat van de Verenigde Naties. Dit zou ze dan publiceren. Ten slotte beloofden rijke landen voor de ontwikkelingslanden een fonds beschikbaar te stellen omdat zij aan de klimaatverandering nauwelijks bijdragen, maar wel met de gevolgen te maken hebben.

Het Akkoord van Parijs is op 4 november 2016 in werking getreden en naar internationaal recht bindend. Daarom wordt er ook naar verwezen bij klimaatregelen die de Europese Unie neemt en bij aanklachten tegen tekortschietende overheden en bedrijven. Denk in dit verband aan de Klimaatzaak van Urgenda tegen de Staat in 2019 en het proces dat Milieudefensie en andere organisaties in 2021 voerden tegen Shell.

Strikter beleid blijkt noodzakelijk

Tijdens de bijeenkomst in Parijs in 2015 is aan het IPCC gevraagd om een speciaal rapport op te stellen om in kaart te brengen wat een opwarming boven 1,5°C t.o.v. het pré-industrieel niveau (denk aan 1850) betekent én de daarbij horende scenario’s voor de mondiale uitstoot van broeikasgassen te beschrijven. Dit rapport, waaraan 91 wetenschappers uit 40 landen meewerkten, verscheen in 2018 (IPCC SR-15). Daarin wordt aangetoond dat de aarde sinds het midden van de 19de eeuw inmiddels met circa 1 graad Celsius is opgewarmd. Sommige gebieden zijn warmer of juist kouder geworden, op het land is het warmer dan in de zee. Het betreft een gemiddelde. Als alle inspanningen van alle landen worden opgeteld  – die inspanningen zijn ingeleverd bij het klimaatsecretariaat van de VN en geanalyseerd – dan kan de mondiale opwarming slechts beperkt blijven tot 2,7 graad Celsius in het jaar 2100. De door de landen gedane beloften zijn dus bij lange na niet voldoende om de opwarming zelfs maar tot 2 graden Celsius te beperken. De berekeningen lieten verder zien dat de kans groot is op een opwarming deze eeuw al tot 3 graden Celsius. Voor een beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5 graad Celsius dienen de CO2 emissies in 2050 tot nul te zijn gereduceerd en in 2030 tot 45%. Dit heeft de EU inclusief Nederland er dan ook toe gebracht om vanaf 2018 het klimaatbeleid aan te scherpen.

Voor een uitstekende samenvatting van het IPCC SR15=rapport, zie HTTPS://KLIMAATVERANDA.NL/2018/10/09/IPCC-2018-SPECIAAL-RAPPORT-OVER-DE-OPWARMING-VAN-15-C/#MORE-9444

Als de EU op eigen initiatief en vanwege nieuwe wetenschappelijke inzichten (denk aan het IPCC) de verplichtingen die zijn aangegaan met het Akkoord van Parijs opschroeft of afspraken aanvult, dan gelden die uitbreidingen ook voor Nederland.

Zoals we zullen zien, is dat gebeurd. Omdat de besluitvorming in de EU enigszins afwijkt van die in Nederland, zet ik die eerst in hoofdlijnen uiteen.  

Het wetgevingsproces van de Europese Unie

Die Unie kent verschillende organen. Het dagelijks bestuur van de EU is de Europese Commissie. Deze bestaat uit 27 personen, benoemd voor een periode van vijf jaar, uit elk EU-land één. Eén van die 27 commissarissen is de voorzitter. Momenteel (medio 2021) is dat de Duitse Ursula von der Leyen. De Nederlander Frans Timmermans is Commissaris van het Klimaat en eerste vicevoorzitter van de Commissie. Alleen deze Commissie mag wetsvoorstellen doen. Deze moeten goedgekeurd worden door het Europees Parlement en de Raad van Ministers.

Het Europees Parlement is de vertegenwoordiging van alle inwoners van de Europese Unie. Het wordt rechtstreeks gekozen door alle burgers van alle EU-landen die achttien jaar of ouder zijn. Het Parlement telt 705 zetels. De zetels zijn verdeeld over alle lidstaten, waarbij landen met veel inwoners meer zetels krijgen dan landen met weinig inwoners. Nederland heeft 29 zetels in het Parlement.

De Raad van Ministers ofwel de Raad van de Europese Unie bestaat uit de ministers van alle lidstaten. Het een zogeheten vakraad, dat wil zeggen dat, afhankelijk van het onderwerp de samenstelling van de Raad verandert. Deze Raad is de belangrijkste instelling van de EU als het gaat om het nemen van besluiten. Maar de Raad bespreekt alleen voorstellen die van de Europese Commissie komen.

De Raad en het Parlement moeten het altijd samen eens worden, anders kan er geen besluit worden genomen, noch een wet worden vastgesteld. Beide vormen dus samen de wetgevende macht in de EU. Het Parlement alleen kan niet met een wetsvoorstel komen.

De Europese Raad is weer een ander orgaan. Deze bestaat uit de regeringsleiders van de lidstaten en komt ongeveer vier keer per jaar bij elkaar, veelal samen met de ministers van buitenlandse zaken. De Europese Raad bepaalt wat de belangrijkste doelen van de EU zijn. Deze bijeenkomst wordt ook wel Eurotop genoemd.

De Europese Raad keurt geen EU-wetten goed. Dat is de taak van het Europees Parlement en de Europese Raad.  Ze bepaalt de grote lijnen van de politieke samenwerking binnen de Unie.

Zie voor een helder overzicht:  https://european-union.europa.eu/institutions-law-budget/institutions-and-bodies/types-institutions-and-bodies_nl .

Voor alle duidelijkheid nog het volgende. De Raad van Europa is een geheel andere instelling. Ze hoort niet bij de Europese Unie. De Raad van Europa is een internationale organisatie die in 1949 is opgericht en waarvan 47 (meest Europese) landen lid van zijn, inclusief Rusland, Turkije en landen in de Kaukasus. Het doel van de oprichting is het bevorderen van de democratie en de mensenrechten binnen Europa.

Afspraken binnen de EU

In december 2019 onderschrijven de leiders van de EU-staten het doel om de EU uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te maken conform het Akkoord van Parijs. Ook nam de Europese Raad nota van de idee van een zogeheten Green Deal die aanwijzingen en afspraken zou moeten bevatten om een sociaal-rechtvaardige transitie naar Klimaatneutraliteit te waarborgen. Ook werd door de Commissie bij de Raad van Europa het idee voor een Europese Klimaatwet neergelegd en besproken.

In maart 2020 werd door de Commissie een eerste concreet voorstel voor deze Klimaatwet aan de milieu-  en klimaatministers van de EU gepresenteerd. Door deze Raad van Ministers  werd daarnaast een lange termijn strategie aangenomen die bij de VN zal  worden ingediend ingevolge de afspraken van het Akkoord van Parijs. Tijdens deze bijeenkomst van de Europese klimaatministers sprak de klimaatactiviste Gretha Thunberg. Zie https://newsroom.consilium.europa.eu/events/20200305-environment-council-march-2020

In juni 2020 worden de leden van de Raad van Ministers het eens over een voorstel voor de oprichting van een fonds dat regio’s moet helpen bij het terugdringen van de kosten die de transitie naar groene energie met zich zal meebrengen. Er zijn namelijk regio’s in Europa die economisch wel erg hard getroffen zouden worden bij de overgang van bijvoorbeeld de opdelving en het gebruik van steenkool naar groene energie of het moeten afbouwen van steenkool intensieve industrieën als bijvoorbeeld de staalindustrie. Dit voorstel zal aan het Parlement worden voorgelegd, dat samen met de Raad zal beslissen.

Oktober 2020  gaat de Europese Raad akkoord met een voorstel van de Commissie voor een striktere klimaatdoelstelling die meer in lijn is met IPCC Rapport SR15 dan in het Akkoord van Parijs voorzien, en wel een emissiereductiestreefcijfer van ten minste 55% voor 2030.

December 2020 is er een voorlopig akkoord tussen het Parlement en de Raad van Ministers over de reservering van € 17,5 miljard voor gebieden die hard getroffen zouden worden door de met de energietransitie samenhangende herstructureringen. Voorts gaat de Raad akkoord met een voorstel voor een Europese Klimaatwet met onder meer de nieuwe doelstelling om de broeikasgasemissies met 55% te reduceren ten opzichte van 1990. Dit voorstel zal verder besproken worden met het Europees Parlement om samen daarover te besluiten. 

In april 2021 bereiken onderhandelaars van de Raad en het Europees Parlement een voorlopig politiek akkoord waarmee in wetgeving kan worden vastgelegd dat de EU in 2050 klimaatneutraal moet zijn en dat de collectieve netto-emissies van broeikasgassen in 2030 ten minste 55% lager moeten zijn dan in 1990.

Het voorlopige akkoord houdt in dat:

  • prioriteit wordt gegeven aan emissiereducties boven emissie verwijderingen in verband met de klimaatdoelstelling voor 2030
  • er een Europese wetenschappelijke Adviesraad op het gebied van klimaatverandering komt die advies geeft en verslag uitbrengt over EU-maatregelen, -streefcijfers en -begrotingen
  • op voorstel van de Commissie een tussentijdse klimaatdoelstelling voor 2040 zal worden vastgelegd

Het voorlopige politieke akkoord moet nog worden goedgekeurd door de voltallige Raad van Ministers en het voltallig Parlement, voordat de formele vaststellings­procedure kan worden gestart.

Zie voor een meer gedetailleerd overzicht de tijdlijn: https://www.consilium.europa.eu/nl/policies/green-deal/timeline-european-green-deal/

Opmerkelijk is het om in dit akkoord te lezen dat de EU slechts een reductie van broeikasgassen in 2030 nastreeft van 55% terwijl het IPCC SR15 rapport een reductie noemt van 45% wil de opwarming van de aarde beperkt blijven tot een aanvaardbaar niveau.

Wetgeving in Nederland

Ons land dient zich te houden aan Het Akkoord van Parijs uit 2015. Daarnaast aan wetten en voorschriften die in EU-verband tot stand komen. Hieronder een beknopt overzicht van de belangrijkste wetten en besluiten die in ons land genomen zijn om de klimaatverandering te bestrijden.

Op 30 november 2015 hield minister-president Rutte een toespraak tijdens de opening van de Klimaattop in Paris. Hij benadrukte de belangrijke rol die bedrijven, consumenten, steden en maatschappelijke organisaties hebben bij het bestrijden van de klimaatverandering.

In januari 2016, nog voor de ondertekening van het Akkoord van Parijs, werd een zogeheten Energierapport gepubliceerd. Daarin werden de energiedoelen in het verlengde van dit Akkoord voor na 2020 vastgelegd. In 2023 moet 16% duurzame energie worden opgewekt. De CO2-uitstoot moet op Europees niveau in 2030 met 40% zijn gedaald (vergeleken met 1990). En in 2050 met 80-95%. Deze doelen nam de Overheid zich voor te bereiken door emissiehandel, het energiegebruik te verminderen en vergroting van het aandeel groene energie.

In mei 2018 verbiedt het kabinet elektriciteitsproductie in Nederland met kolen als brandstof met ingang van 2030. De twee oudste centrales – de Hemweg en de Amercentrale – moeten eind 2024 stoppen met elektriciteitsproductie door middel van kolen.

De Nederlandse Klimaatwet

Op dinsdag 28 mei 2019 nam de Eerste Kamer de Nederlandse Klimaatwet aan. Ze trad in werking op 1 januari 2020 en biedt een kader voor de ontwikkeling van een beleid dat erop is gericht de emissie aan broeikasgassen terug te dringen. Ze legt precies vast met hoeveel procent ons land de CO2-uitstoot denkt terug te dringen. De doelen zijn 49% minder uitstoot aan broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990 en 95% minder uitstoot in 2050. De Klimaatwet bevat behalve klimaatdoelstellingen ook voorschriften voor het opstellen van een Klimaatplan.

De tekst van de Klimaatwet vind je hier HTTPS://WETTEN.OVERHEID.NL/BWBR0042394/2020-01-01

Het Klimaatplan

Het Klimaatplan wordt voor het eerst vastgesteld in 2019 en zal tenminste eens in de vijf jaar op grond van actuele inzichten worden bijgesteld. Het bevat de hoofdzaken aangaande het te voeren beleid en tevens de maatregelen die getroffen worden om het aandeel hernieuwbare energie te realiseren en een beschouwing over de meest recente wetenschappelijke inzichten over het beperken van de klimaatverandering. Ook een beschouwing over de gevolgen van het te voeren beleid op de financiële positie van huishoudens, bedrijven en de werkgelegenheid. Eenmaal per twee jaar dient over de voortgang van de uitvoering gerapporteerd te worden en, als daartoe aanleiding is in het licht van de doelstellingen van de Klimaatwet, dan dienen maatregelen te worden genomen. De Klimaatwet schrijft ook voor dat de Raad van State het Klimaatplan elke vijf jaar toetst. De Raad bekijkt dan of het voldoet aan de bestuurlijke verhoudingen in Nederland en of het voorgestelde beleid kan worden uitgevoerd en gehandhaafd. Ook schrijft de Klimaatwet voor dat het Planbureau voor de Leefomgeving eenmaal per jaar een klimaat- en energieverkenning (KEV) uitbrengt. Dit is een wetenschappelijk rapport over de gevolgen van het gevoerde klimaatbeleid in het voorafgaande kalenderjaar.

Het Klimaatplan 2021-2030 vind je hier: https://open.overheid.nl/documenten/ronl-c66c8a00-ac14-4797-a8ea-973a98c5bee0/pdf .

Klimaat-  en Energie Verkenning 2020

De eerste KEV van het PBL zoals voorgeschreven door de Klimaatwet verscheen in oktober 2019, de tweede een jaar later, tijdens de coronapandemie. Enkele conclusies van de laatste Verkenning waren:

  • het tempo voor de reductie van emissies moet verdubbelen om het reductiedoel voor 2030 (49%) te bereiken.
  • De hoeveelheden aan hernieuwbare warmte en brandstoffen blijven achter en het tempo van de energiebesparing daalt.
  • De broeikasgasvoetafdruk van Nederland blijkt groter te zijn dan de nationale broeikasgasemissie omdat ook de broeikasgasemissies door bedrijven in andere landen die energiedragers, materialen en producten maken voor de Nederlandse consumptie, zijn meegeteld.

Zie voor de volledige verkenning: HTTPS://WWW.PBL.NL/SITES/DEFAULT/FILES/DOWNLOADS/PBL-2020-KLIMAAT-EN-ENERGIEVERKENNING2020-3995.PDF

Het Nederlands Klimaatakkoord

De Nederlandse Klimaatwet kondigt allerlei praktische maatregelen aan. Die zullen moeten worden voorbereid, afgekondigd en genomen. Daarom kennen we ook nog het zogeheten Klimaatakkoord. Dit Akkoord kwam ook in juni 2019 tot stand na veel overleg met allerlei betrokken instanties. Dat overleg vond plaats aan ‘sectortafels’. Aan de sectortafels namen organisaties en bedrijven deel die een concrete bijdrage kunnen leveren aan de veranderingen die nodig zijn binnen de sector, kennis over de sector kunnen inbrengen en (ook) namens anderen afspraken kunnen maken. De gesprekken aan de tafels waren er dus op gericht om het klimaatbeleid handen en voeten te geven. Het doel van het Klimaatakkoord is om de nationale broeikasgasuitstoot in 2030 met 49% terug te dringen ten opzichte van 1990. Dit doel is opgesplitst naar een doelstelling per sector uitgedrukt in megatonnen CO2-emissiereductie. Daarnaast keken de tafels ook verder om ervoor te zorgen dat in 2050 nog veel minder CO2 uitgestoten wordt. Het Akkoord geeft aan op welke manieren de doelen die de Klimaatwet stelt organisatorisch zullen worden nagestreefd. Er staan dan ook meer dan 600 afspraken in. Verschillende ministeries zijn verantwoordelijk voor de uitvoering ervan.

  • Economische Zaken en Klimaat voor Elektriciteit en Energie.
  • Binnenlandse Zaken voor Gebouwde Omgeving.
  • Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor Landbouw en Landgebruik.
  • Infrastructuur en Waterstaat voor Mobiliteit.

Al die afspraken zijn hier te vinden: https://www.klimaatakkoord.nl/klimaatakkoord

Regionale Energie Strategieën (RES’en)

De afspraken die in de sector Gebouwde Omgeving zijn gemaakt gaan direct burgers aan. Zij bezitten of huren een woning die, in verreweg de meeste gevallen, van niet-duurzame energie wordt voorzien en onvoldoende geïsoleerd zal zijn. Willen zij betrokken blijven bij wat er in de toekomst in hun woonomgeving gebeurt en bij wat van hen wordt verwacht, dan doen zij er verstandig aan de ontwikkelingen in hun woongemeente en wijk te volgen.

Het zou weinig efficiënt zijn als elke gemeente in haar eentje zou uitzoeken waar en hoe nieuwe energie geproduceerd kan worden, waarvandaan nieuwe transportleidingen zouden moeten worden aangelegd, waar opslagplekken zouden moeten worden gebouwd voor energie die tijdelijk over is. Het is veel efficiënter om samen te werken in een bepaald gebied en te kijken welke mogelijkheden een bepaalde streek heeft. 

Nederland is daartoe opgedeeld in 30 regio’s met elk meerdere gemeenten. Binnen die regio’s wordt onderzocht waar en hoe het best duurzame energie kan worden opgewekt en of er binnen een streek samengewerkt kan worden. Ook waar zonnepanelen kunnen worden geplaatst, waar windmolens, waar industrie een warmtebron kan zijn, waar warmte in de bodem gevonden kan worden. Zijn die plekken maatschappelijk gezien acceptabel, verantwoord i.v.m. esthetische  en natuurminnende waarden en financieel haalbaar? De uitkomsten van al dat onderzoek komt te staan in een Regionale Energiestrategie plan (RES). Men verwacht dat alle RES’en 1 juli 2021 klaar zijn. Daarna dient elke gemeente een Transitie Visie Warmte (TVW) te ontwerpen. Hierin staat het gemeentelijk beleid. Dat kan natuurlijk afwijken van wat in de RES voor de regio waartoe de gemeente toe behoort, wordt voorgesteld. Over twee jaar komt er een nieuwe RES voor elke regio. Deze kan, afhankelijk van nieuwe inzichten, afwijken van de eerste RES, de zogeheten RES 1.0.

Meer informatie over het Nationale Programma Regionale Energie Strategie is hier te vinden: https://www.regionale-energiestrategie.nl/home/default.aspx

Conclusie

De klimaatverandering dwingt tot samenwerking. Waar Nederlanders ooit leerden dat door een zwakke dijk bij de buren ook het eigen erf kon onderlopen, beseffen we nu dat het de plicht is van iedereen, waar ook wonend, om het bestaan zo in te richten dat ons voortleven is gegarandeerd. Broeikasgassen trekken zich niets van grenzen aan. De gevolgen zijn overal merkbaar. Dus worden we allen gedwongen groener te gaan leven. De overgang daarnaar wordt het meest gevoeld in de landen die het meest profiteerden van de opdelving en verbranding van fossiele brandstoffen. Vandaar al die verdragen en akkoorden, wetten, plannen en toetsingen in mondiaal VN-verband, in oude grenzen overschrijdend Europees verband en in het eigen landje met zijn vrijheidslievende inwoners. Maar van al die afspraken komt pas wat terecht als de wil en creativiteit van elke burger zich ermee verbindt. Eerst wanneer hij en zij zich door dit alles voelen aangesproken en tot handelen overgaan, zullen we erin slagen een ontwikkeling die anderhalve eeuw geleden inzette, te stoppen.