Paus Franciscus (2015). Encycliek Laudato Si. Over de zorg voor het gemeenschappelijk huis. Kerkelijke documentatie nr. 2

(Delen uit deze bespreking zijn eerder gepubliceerd in Ouderlingen{blad} voor Pastoraat en Gemeenteopbouw, 2017, 94, nr. 1077, blz. 19 onder de titel Een brief van de paus).

 

Inhoud van het boekje: 159 pagina’s, waarvan twee pagina’s titelblad en colofon, negen pagina’s Inleiding (“Wees geprezen mijn Heer”), drie pagina’s inhoudsopgave, 14 pagina’s registers, een pagina bijbelcitaten, twee pagina’s namen en bronnen.

De encycliek telt naast de inleiding zes hoofdstukken. Aan het slot staan twee gebeden. Ze heeft een alinea-indeling die vanaf het begin doorlopend genummerd is. Het totaal aantal alinea’s is 246. Elk hoofdstuk is verdeeld in delen met Romeinse nummering.

 

Wat is een encycliek?

Het woord ‘encycliek’ is afgeleid van het Latijnse encyclica en het Griekse egkuklios, dat ‘rondgaand’ of ‘in een kring’ betekent. Een encycliek is dus een rondzendbrief. De paus spreekt zich daarin uit over een actueel onderwerp.

De titel van elke encycliek wordt gevormd door de eerste twee woorden uit de inhoud, dat zijn ‘Laudato Si’. Deze woorden moeten de lading van de hele brief dekken.

 

Doel

Met deze encycliek stelt de paus zich ten doel “met allen in dialoog te treden betreffende ons gemeenschappelijke huis”, de aarde. Hij richt zich “tot iedereen (…) die deze planeet bewoont” (alinea 3) om “een nieuwe dialoog [aan te gaan] over de wijze waarop wij de toekomst van de planeet gestalte geven” (14). Want, zo betoogt hij: ‘Wij kunnen allen meewerken als instrument van God voor de zorg voor de schepping, ieder met zijn eigen cultuur en ervaring, eigen initiatieven en vermogen’ (14).

Deze oproep aan iedereen wordt in de encycliek kracht bijgezet door citaten uit encyclieken van vorige pausen en geschriften van bisschoppen. Op deze wijze wil worden benadrukt dat dit rondschrijven in een traditie staat en zich daar nadrukkelijk bij aansluit. Opvallend zijn de verwijzingen naar een boek van een van de favoriete denkers van de paus: de Duitse theoloog Romano Guardini schrijver van Das Ende der Neuzeit (Het einde van de Nieuwe Tijd). We lezen bovendien ook verwijzingen naar niet rooms-katholieke gezagsdragers zoals patriarch Bartholomeüs, het hoofd van de Oosters-orthodoxe kerk. Illustratief is in dit verband ook dat de paus Naomi Klein uitnodigde om in juni 2015 te spreken op een conferentie over Laudato Si. Deze Canadese, uit een joodse familie stammende activiste, schrijfster en feministe staat bekend als het boegbeeld van de andersglobalisten.

 

Samenvatting

  • Hoofdstuk 1 beschrijft wat er in onze tijd voor wat betreft onze leefomgeving gaande is. Aan de orde komen onder andere de vervuiling van het milieu en onze wegwerpcultuur, de klimaatverandering en haar gevolgen, de groeiende tekorten aan helder water, het verlies aan biodiversiteit, en ook de achteruitgang van de kwaliteit van menselijk leven en het sociale verval.
  • Hoofdstuk 2 bejubelt de schepping. Vanuit zijn geloof wijst de paus op het mysterie van het universum en de harmonie van het geschapene. Die schepping kan “enkel begrepen worden als een gave, geschonken door de open hand van de Vader van allen” aldus de paus.
  • Hoofdstuk 3 is mijns inziend een kernhoofdstuk. Het bevat een analyse van de oorzaken van de klimaatverandering en de kloof tussen arm en rijk. Hier levert de paus indringend en systematisch kritiek op onze leefwijze en onze manieren van belangenbehartiging. De afbraak van onze leefomgeving en de wereldwijde ongerechtigheid gaan hand in hand en zijn het gevolg van een weloverwogen technisch-instrumenteel ingrijpen van de mens in de natuur, aangestuurd door winstbejag en een obsessief consumentisme. Natuur en medemens worden daardoor niet als partner gezien, maar als te gebruiken materiaal. In dit ‘structureel perverse systeem’ hebben kortetermijnbelangen voorrang. Het leidt tot onderwaardering van de factor arbeid als betekenis gevend element in een mensenleven.
  • Hoofdstuk 4, gewijd aan een ‘integrale ecologie’, schetst de kenmerken van een levenswijze waarin natuur niet louter als ‘omlijsting’ en onuitputbare bron van middelen wordt behandeld. Solidariteit met de armen en met toekomstige generaties wordt benadrukt. De paus wijst hier onder meer op de rechten van minderheden, het belang van een degelijke wetshandhaving, de inrichting van grote steden en de voorrang die misschien moet worden gegeven aan openbaar vervoer.
  • Hoofdstuk 5 geeft enkele oriëntatie- en actiepunten. De paus roept op tot een debat over het milieu in de internationale en lokale politiek. Hij pleit voor transparantie bij het nemen van beslissingen, maar hoedt zich er voor om met specifieke oplossingen te komen. De kerk, zo zegt hij, heeft niet de pretentie aan politiek te doen. Opvallend is ook dat hij oproept tot een dialoog tussen godsdienst en (empirische) wetenschap. Technologische vernieuwingen bevorderen namelijk lang niet altijd een gelukkiger samenleven.
  • Hoofdstuk 6 met de titel ‘Ecologische opvoeding en spiritualiteit’ houdt een pleidooi voor een opvoeding tot ‘ecologisch burgerschap’. Deze dient zich erop te richten “om op verschillende niveaus een ecologisch evenwicht te herstellen: het innerlijk evenwicht met zichzelf, het solidaire evenwicht met de ander, het natuurlijk evenwicht met alle levende wezens en het geestelijke evenwicht met God” (210). De paus wijst op het belang van een milieueducatie waar matiging van behoeften een vanzelfsprekendheid wordt. Het leren van liefde voor de instandhouding van gemeenschappen moet aandacht krijgen, zonder dat het belang van een bevrediging van de materiële en stoffelijke behoeften van de mens als levend wezen verwaarloosd wordt. Verderop kom ik op de inhoud van dit hoofdstuk terug.
  • Hoofdstuk 7 bevat twee gebeden, één “voor onze aarde” en één “met de schepping”.

Over (kerk-)grenzen heen

Natuurlijk staan er in deze rondzendbrief enkele passages die veel lezers als ongemakkelijk zullen ervaren. In paragraaf 120 is te lezen: “Verdediging van de natuur is evenmin verenigbaar met rechtvaardiging van abortus”. Ook experimenten met embryo’s wijst de paus nadrukkelijk af (136). Protestanten zullen met gefronste wenkbrauwen kennisnemen van de korte beschouwingen over Maria (‘koningin van heel de schepping’) en Jozef (‘hoeder van de universele Kerk’) in de paragrafen 241 en 242.

Wat echter niet met een schouderophalen kan worden afgedaan is de genuanceerde, maar niet mis te verstane duiding van de instrumenteel-technologische gerichtheid van de huidige mens en het verband dat de paus legt met zinvol werk, goede leefomstandigheden en het armoedevraagstuk. Hij prijst enerzijds de vele zegeningen die wetenschap, techniek en ondernemingszin de afgelopen ‘twee eeuwen’ hebben gebracht; maar waarschuwt ook voor het idee van oneindige, onbeperkte groei (102, 106). De wegen die hij wijst om het tij te keren zijn daardoor de moeite van het overdenken waard.

In deze encycliek is een geestelijk leider aan het woord, die grondig en inclusief kan denken.

Dat de encycliek pleit voor een ‘ecologische bekering’, een nieuwe bewustwording en opvoeding, daagt uit om haar ook te lezen buiten de kring van rooms-katholieken. Hier spreekt iemand die bij dit nijpend probleem (het voortbestaan van mens en schepping) de eeuwenlang bestaande, kerkelijke grenzen tracht te doorbreken. Deze aanpak wordt buiten de kerken al door veel mensen herkend en zal op het kerkelijk domein hopelijk dogmatische verschillen doen verbleken.

 

Waardering en kritiek

Het verrast niet dat deze encycliek binnen en buiten de kerk naast waardering ook kritiek oproept. Zo oordeelt Anthony McGavin, een priester-econoom dat zij ‘typisch Latijns-Amerikaanse vooroordelen’ zou bevatten en Chris Jackson, hoofdredacteur van The Remnant, een katholiek dagblad schrijft dat hij vanwege dit schrijven ‘als katholiek beschaamd is’. Rick Santorum, een rechts-conservatief en presidentskandidaat in de V.S in 2011 en 21015, zei bijvoorbeeld dat de paus over klimatologische kwesties maar beter kan zwijgen.

Fritjof Capra, een wereldwijd bekend theoretisch natuurkundige schrijft daarentegen: ‘Met deze encycliek heeft Paus Franciscus in één klap de Katholieke Kerk tot voortrekker gemaakt van de milieubeweging en zichzelf gevestigd als een echte wereldleider.’

De ons wel bekende Herman Wijffels, econoom, voorheen voorzitter van de Sociaal-Economische Raad en tegenwoordig hoogleraar ‘duurzaamheid en maatschappelijke verandering’ noemde de encycliek “het meest diepgaande kerndocument (…) over de toestand van de wereld.”

 

Wetenschap en geloof

Het is duidelijk dat deze rondzendbrief onze wijze van leven en belangenbehartiging tegen het licht houdt. Veel kritiek heeft ermee te maken dat de schrijver zich niet beperkt tot een opsomming van alarmerende feiten, maar ook de oorzaken benoemt. De paus heeft zich uitvoerig laten voorlichten door onder meer klimaatwetenschappers, economen en financieel deskundigen. Want, beargumenteert hij: “Wetenschap en religie, die een verschillende benadering van de werkelijkheid bieden, kunnen (…) in een intensieve en voor beide productieve dialoog treden” (62). Daardoor krijgt deze rondzendbrief een onheilspellend, modern karakter en een imponerende draagwijdte. Hier schrijft iemand die niet alleen zorg heeft om het geestelijk heil van mensen, maar ook buitengewoon ongerust waar het de kwaliteit van leven op aarde betreft. Deze paus staat daarmee stevig in de Franciscaanse traditie.

Sommigen valt op dat de paus niet schuwt om een moderne, wetenschappelijk welgedefinieerde term als ‘open systemen’ te gebruiken bij zijn beschrijving van natuurprocessen. Ook de term ‘evolutie’ (in objectief-beschrijvende zin) vermijdt hij niet. Hij betoogt dat de ‘oude verhalen’ in Genesis waar het gaat over de schepping, “rijk aan een diepe symboliek” zijn (70). Daarmee geeft hij misschien aan dat er tussen een wetenschappelijke benadering van de ontstaansgeschiedenis van de aarde en een benadering van de schepping vanuit het geloof niet noodzakelijkerwijs een onoverbrugbare kloof bestaat.

 

Klimaatbewuste opvoeding

Ik wil nu in het kader van deze website extra aandacht besteden aan hoofdstuk 6. De titel ervan is: “Ecologische opvoeding en spiritualiteit”. Spiritualiteit staat hier niet zo maar. De paus pleit met nadruk voor een opvoeding waar gevoel voor het mysterie van de schepping, schoonheidsbeleving en kennis van de betekenis van de christelijke sacramenten een belangrijke rol speelt.

De mensheid moet veranderen, dat is zeker. “Het ontbreekt aan het bewustzijn van een gemeenschappelijke oorsprong, een aan elkaar toebehoren en een door allen gedeelde toekomst”(202). Dit bewustzijn moet ontwikkeld worden. Daardoor kan afstand genomen worden van het huidige dwangmatige consumptie-mechanisme “dat ons doet geloven dat we vrij zijn (…) terwijl in werkelijkheid een minderheid, die de economische en financiële macht heeft, de vrijheid bezit” (203). Mensen worden daardoor egocentrisch, zij sluiten hun geweten af en vergroten hun hebzucht. Accepteren daardoor ook geen grenzen meer en zijn geneigd om alleen die normen te accepteren die niet ingaan tegen de eigen behoeften. Maar de mens is in staat om zich daarvan bewust te worden en afstand te nemen en de hem opgelegde “psychologische en maatschappelijke conditionering” te doorbreken en te kiezen voor een nieuwe levensstijl en ander koopgedrag, aldus de paus. Dit kan ertoe leiden dat ondernemingen hun productiewijzen wijzigen. In dit verband haalt Franciscus een uitspraak van een van zijn voorgangers aan: “Kopen is te allen tijde niet alleen een economische, maar ook een morele handeling”(206).

Wij staan, volgens de paus voor een ‘educatieve uitdaging’, die ten doel heeft te komen tot “ecologisch burgerschap”. Hiervan maakt niet alleen deel uit het paraat hebben van kennis over de gevolgen van ons gedrag, maar ook het hebben van “gedegen deugden” die leiden tot een nieuwe levensstijl. De paus geeft van deze levensstijl een aantal voorbeelden. Ik noem het hergebruiken van bepaalde dingen, het terugbrengen van watergebruik, alleen datgene koken wat ook gegeten zal worden (211). Hij benadrukt de taak van de school en het gezin bij de opvoeding tot deze vorm van burgerschap. Maar de politiek en de verschillende maatschappelijke organisaties hebben hier eveneens een taak. Ook de Kerk dient aan deze vorming bij te dragen. Tot die vorming hoort mede het ontwikkelen van aandacht voor schoonheid (214).

De te ontwikkelen “hartstocht voor de zorg voor de wereld” wordt gevoed door een christelijke spiritualiteit, die voortkomt uit een “ontmoeting met Jezus”. De paus bepleit een wat hij noemt “ecologische bekering”. Deze houdt niet alleen in dat je gemaakte fouten erkent, maar ook samenwerking zoekt met anderen. Want een “bundeling van krachten is vereist” (218). Tot de eerder aangeduide deugden rekent de paus dankbaarheid en belangeloosheid, edelmoedigheid, creativiteit en enthousiasme, verantwoordelijkheidszin, de erkenning dat elk schepsel iets van God weerspiegelt, de overtuiging dat ‘minder meer is’, soberheid, eenvoud en nederigheid. Een uiting van deze houding is om te danken voor en na het eten, omdat dit het gevoel versterkt van dankbaarheid voor de gaven van de schepping. De cultuur van zorg die zo ontstaat, is niets meer dan een vorm van naastenliefde die zowel maatschappelijke, economische en politieke betrekkingen omvat, als ook bekommernis om het stedelijk milieu (232).

In deel VI van dit hoofdstuk wijst Franciscus op het belang van het kunnen ervaren van het mysterie achter de schepping in het zien van de dingen om ons heen, in het zien van het water dat stroomt, vogels die zingen en de toppen van de bergen. Hij verwijst hier met instemming in een voetnoot naar de zestiende eeuwse Moslim Soefi en mysticus Ali Al-Khawas. Contemplatie draagt aan deze gevoelservaring bij, maar ook het deelnemen aan de sacramenten. “De eucharistie is (…) een daad van kosmische liefde (…) want zelfs als de eucharistie wordt gevierd aan het kleine altaar van een dorpskerk, wordt zij in zekere zin altijd gevierd op het altaar van de wereld. (…) Daarom is de eucharistie ook een bron van licht en motivatie voor onze zorg voor het milieu en geeft ons richting om bewakers van heel de schepping te zijn” (236). Het vieren van de zondag moedigt aan om “de zorg voor de natuur en de armen tot de onze te maken” (237) omdat deze een dimensie van ontvankelijkheid en belangeloosheid in ons handelen insluit. Geloof in de ene God, die een “trinitaire communio” (de drie Personen Vader, Zoon, Heilige Geest) vormt, draagt eraan bij om een wereldwijde solidariteit te doen rijpen. Maria, de moeder van Jezus en moeder en koningin van heel de schepping kunnen wij vragen of zij ons helpen wil met wijze ogen naar de wereld te kijken. Van Jozef, die Jezus en Maria met zijn arbeid en edelmoedige aanwezigheid beschermde, kunnen wij leren wat edelmoedigheid en tederheid kunnen bijdragen tot bescherming van de wereld. Tot slot in deel IX van dit hoofdstuk wijst Franciscus erop dat wij met alle schepselen op aarde onderweg zijn, God zoekend, en dat ieder schepsel eenmaal “in goddelijk licht verheerlijkt, zijn plaats zal innemen en de armen definitief bevrijd zullen zijn”.

 

Samenvattend: in krachtige bewoordingen stelt de paus de gerichtheid van onze beschaving op de bevrediging van het eigenbelang in materiële zin aan de orde, het gebrek aan bewustzijn van de schade die wij daardoor aanrichten aan onszelf en de schepping en het vergroten van de kloof tussen rijke en arm. Hij pleit voor een ecologisch burgerschap dat kennis van de effecten van dit handelen omvat en deugden als dankbaarheid, nederigheid, en verantwoordelijkheidszin. In de optiek van Franciscus, christen-gelovige, ligt aan deze vorm van burgerschap een bekering ten grondslag waarin wordt erkend dat de drie-eenheid Vader, Zoon en Heilige Geest aan het begin en aan het einde van het persoonlijke en aardse leven staat.

 

Beoordeling

Deze encycliek geeft in hoofdstuk 1 een gedetailleerde beschrijving van de kwalijke kanten van het menselijk handelen. De gevolgen ervan voor het welzijn van de aarde en al het leven daarop worden opgesomd. In hoofdstuk 3 volgt een analyse van de motieven die dit handelen drijven. Verwezen wordt naar het instrumenteel-technisch paradigma en de menselijke hebzucht. Ook het marktdenken krijgt ervan langs. Toch erkent de paus ook dat aan onderzoek, experiment en toegepaste wetenschap veel de kwaliteit van het leven verbeterende zaken zijn te danken. Hij laat er echter geen misverstand over bestaan: aan onze hebzucht dient paal en perk te worden gesteld, ook onze verhouding tot de aarde dienen we te wijzigen, want we zijn volledig aansprakelijk voor de klimaatcrisis die zich aandient. Deze beide hoofdstukken zijn goed te lezen en geven in kort bestek een indringende analyse van de niet altijd bewuste motieven die ons drijven. Hoofdstuk 2 bevat een scheppingstheologie en zal niet elke lezer evenzeer aanspreken. De inhoud van hoofdstuk 4 is hierboven voldoende beschreven. Hoofdstuk 5 bevat adviezen over een actieve opstelling in de maatschappij. De meeste komen niet verder dan het wijzen op vormen van kritisch denken en deelnemen. De paus waakt er voor om zich al te politiek uit te spreken. Hoofdstuk 6 is hierboven ook besproken. Niet-gelovigen zullen zich het meest aangesproken voelen door de hoofdstukken 1 en 3 en delen van 5 en 6. Daarbij moet je hier en daar wel aanhalingen en verwijzingen naar vorige pausen en bisschoppen voor lief nemen. Maar als je daartoe bereid en in staat bent, geven de genoemde delen van deze encycliek zeker voldoende stof om over na te denken. En dat niet alleen: ze zet de lezer ook tot anders handelen aan.

 

December 2018